Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Paniekvoetbal ontneemt zicht op wezenlijke keuzes - Arjen van Witteloostuijn ziet geen enkel economisch argument voor flexibilisering van de economie

0 | 1 oktober 2003 | 9-12 minuten leestijd

Aan de kapstok in de werkkamer van professor dr. Arjen van Witteloostuijn hangen naast zijn windjack een fluwelen toga en baret. Zelden kom je in de kamer van hoogleraren de bij hun ambt horende versierselen tegen. Van Witteloostuijn zegt om praktische redenen toga en baret bij de hand te houden. Hij neemt regelmatig deel aan academische plechtigheden buiten de deur en vindt het te omslachtig om dan telkens eerst naar een centraal depot in de binnenstad te moeten gaan. Sowieso is de aan de Rijksuniversiteit Groningen verbonden Van Witteloostuijn geen kamergeleerde die zich opsluit in een ivoren toren. Zijn onderzoek en adviezen (voornamelijk aan ondernemingsraden) hebben betrekking op prangende actuele vraagstukken, waarvoor een heldere blik op de wereld van nu onmisbaar is. Van Witteloostuijn (1960) studeerde niet alleen af als algemeen econoom, maar ook als bedrijfseconoom. Vervolgens promoveerde hij op een onderzoek naar de microfundering van macro-economische theorie. Thans is hij in Groningen hoogleraar 'International Economics & Business'. Daarnaast bekleedt aan de University of Durham (VK) een leerstoel strategie. Vier jaar geleden publiceerde hij 'De Anorexiastrategie - Over de gevolgen van saneren'. Dat boek staat nog steeds als een huis. Met dien verstande dat het in 1999 met een zekere reserve werd ontvangen. De timing werd ongelukkig bevonden. Immers, in 1999 verkeerde het westen nog in een toestand van euforie en menige econoom liet zich meeslepen door het gejubel en verstoutte zich tot onbezonnen uitspraken: de economie zou zich eindelijk hebben ontdaan van die hinderlijke conjunctuurcycli en de (westelijke) wereld zou zich mogen verheugen in eindeloos durende economische groei. Inmiddels is de stemming helemaal omgeslagen. Na een aantal jaren van tegenvallende groei en stagnatie voert pessimisme de boventoon. Alleen door 'diep in te grijpen' kan er volgens politici en beleidsmakers nog iets gered worden van een economie waarvan af en toe de indruk wordt gewekt dat ze op sterven na dood is. Je kunt zeggen dat de economie manisch-depressief is geworden. Voor Van Witteloostuijn is deze ontwikkeling geen verrassing. Dat is precies wat hij in de gouden jaren, toen hij 'De Anorexiastrategie' publiceerde, reeds voorspelde. Van Witteloostuijn: "Door een aantal veranderingen op macro-economisch en op micro-economisch gebied is die manische depressiviteit als het ware in onze economie ingebakken. Tegenwoordig schieten we zowel in goede tijden als in slechte tijden veel meer door dan voorheen. "Door flexibilisering, privatisering en deregulering groeit een economie in tijden van voorspoed extra hard. Maar de keerzijde is een extra snelle neergang in tijden van tegenspoed. De dempende werking van de verzorgingsstaat is door de flexibilisering gesloopt. "Waar is die flexibilisering goed voor, moet je je afvragen. Er is geen enkel macro-economisch bewijs dat een flexibele economie op lange termijn meer groeit dan een inerte economie. De uitslagen naar boven en onderen blijken elkaar te neutraliseren. Wanneer het nou zo zijn dat een flexibele economie op den duur per saldo een grotere koek voortbracht, was dat wellicht een argument voor flexibilisering. Maar elk bewijs in die richting ontbreekt. Toch is nu de opvatting gangbaar dat een flexibele economie economisch superieur is. Dat is echter een vertekening van de werkelijkheid. "Die vertekening wordt veroorzaakt door de jaren negentig, toen het extra goed ging in de Verenigde Staten die als toonbeeld van flexibiliteit te boek staan. Terwijl het in diezelfde jaren negentig in Duitsland, met zijn ietwat rigide Rijnlandse model, veel minder goed ging. Dat laatste had echter weinig met de economische structuur te maken, maar alles met de hereniging met de voormalige DDR en alle aanpassingen die dat vergde. "Er is bij discussies over flexibiliteit weinig historisch besef. Zo is het bijvoorbeeld goed je te realiseren dat in de jaren tachtig juist Amerika achterop leek te raken en dat men daar toen beducht was voor een hegemonie van Japan, dat bepaald niet bekendstaat vanwege de flexibiliteit van zijn economische structuur." De conclusie van Van Witteloostuijn luidt dan ook dat er in de macro-economie geen argumenten kunnen worden gevonden die pleiten voor flexibilisering. "Dus heb je een moreel argument nodig. Voor mij is dat heel duidelijk: ik ben voorstander van een welvaartsstaat waarin de zwakkeren worden beschermd. Daarom ben ik tegen flexibilisering." Ook in de micro-economie heeft Van Witteloostuijn geen houtsnijdende argumenten ten gunste van flexibilisering kunnen vinden. Het tegendeel is eerder het geval. Niettemin gaat de Nederlandse economie ook op microniveau steeds meer richting flexibiliteit. Ook hiervan is de oorzaak - in de vorm van aandeelhouderskapitalisme - voor een belangrijk deel uit de Verenigde Staten overgewaaid. Van Witteloostuijn: "Binnen het aandeelhouderskapitalisme houdt de beurs ondernemingen continu in het vizier. Dus moeten ondernemingen voortdurend aan de beurs laten zien dat ze bezig zijn. Die leggen een ongebreidelde dadendrang aan de dag. Machomanagement. Het kwartaalbericht bestond hier twintig jaar geleden nog niet. Nu wel en moet er voortdurend 'verantwoording' worden afgelegd. Dat leidt tot kortzichtigheid. En tot zenuwachtigheid. "Voortdurend vinden reorganisaties plaats. In een groot aantal gevallen gaat dat gepaard met saneringen. Kostenreducties is het hoofddoel. Die proberen bedrijven te bewerkstelligen door werknemers te ontslaan en investeringen in onderzoek en ontwikkeling achterwege te laten. Alleen het resultaat op korte termijn telt nog. "Naast eindeloos snijden - de anorexiastrategie - is er de boulimie. Het vraatzuchtige bedrijfsleven probeert door overnames en fusies de aandeelhouderswaarde te vergroten. Met efficiency heeft dat proces weinig te maken, want zeventig procent van de fusies blijkt uiteindelijk te mislukken. Het mag op korte termijn dan goed voor de aandelenkoersen zijn geweest, op lange termijn is het fnuikend voor de gezondheid van de bedrijven. "Inmiddels is duidelijk dat van de saneringen ook negentig procent mislukt. Dat leidt wederom tot de vraag, waar dit alles dan eigenlijk voor nodig is. Er is geen economische onderbouwing of rechtvaardiging van micro-economische flexibiliteit. Andere argumenten - anders dan de aandeelhouderswaarde - zijn er evenmin. Ik heb tenminste nog nooit iemand handenwrijvend zien reageren op de aankondiging dat er weer een reorganisatie zou plaatsvinden in het bedrijf waar hij werkt. Dit soort flexibiliteit tast de kwaliteit van het bestaan van werknemers aan." Kortom, op macro- noch op microniveau zijn er volgens Van Witteloostuijn goede argumenten pro flexibilisering. Er zijn vooral juist tegenargumenten. Zo maken bedrijven maatschappelijk gezien vaak niet de juiste afwegingen. De negatieve externe effecten - zoals de sociale ravage die zij aanrichten of de schade aan het milieu - laten zij bij hun beslissingen buiten beschouwing. Zo dreigen door de plannen van het kabinet-Balkenende her en der in het land afspraken tussen bedrijven en vakbonden in het water te vallen. Die partijen konden het tot voor kort makkelijk eens worden over saneringen waarbij oudere werknemers het veld moesten ruimen. Doordat ze geen plicht tot solliciteren hadden en een verlengde WW-uitkering kregen, kwamen die ouderen er redelijk genadig van af. Zo werd een bedrijfsprobleem op kosten van de gemeenschap opgelost. Sowieso kun je in het geval van ontslagen zeggen dat werkgevers de kosten van hun 'efficiencymaatregelen' afwentelen op de maatschappij die de werkloosheidsuitkeringen moet ophoesten. Ook bij transport betalen bedrijven niet de maatschappelijke kosten. Alle geklaag over dure brandstoffen ten spijt, in de prijs daarvan zijn allerminst de milieuschade en de aantasting van de voorraad fossiele brandstoffen verdisconteerd. Dit soort overwegingen halen volgens Van Witteloostuijn beweringen van mensen als Milton Friedman onderuit, dat bedrijven er alleen maar zijn om zo groot mogelijke winsten te halen. Alles wat ondernemingen daarin belemmerde moest uit de weg worden geruimd, vonden zijn discipelen zoals Ronald Reagan en Margareth Thatcher die in de jaren tachtig in respectievelijk de VS en het Verenigd Koninkrijk de scepter zwaaiden. De door hen in gang gezette liberalisering werd verhevigd en versneld door de val van De Muur in 1989. Mensen als Francis Fukuyama kondigden vervolgens 'het einde van de geschiedenis' aan. De wereld wist hoe het moest. Niet bleek minder waar. De euforische jaren negentig eindigden in de huidige recessie. Van Witteloostuijn: "Sinds het boekhoudschandaal bij Enron is de wereld wakker geschud en wordt het zonneklaar hoe heilloos het aandeelhouderskapitalisme is. Aandeelhouders zijn onverzadigbaar. Eerst nemen ze nog genoegen met een rendement van tien procent. Dat moet vervolgens twaalf procent worden. Elk jaar meer. Op het laatst is achttien procent nog niet genoeg. Op een keer gaat dat mis. Zeker wanneer je eigen beloning daarvan afhangt, is de neiging groot die cijfers 'op te leuken'. Het is geen toeval dat het geknoei met de boekhouding van Ahold in de Verenigde Staten plaatsvond." Dat er een halfjaar later in Nederland een consumentenboycot van Albert Heijn dreigde als protest tegen de torenhoge beloning van de nieuwe topman Anders Moberg, is volgens Van Witteloostuijn een uitzondering. Niet omdat de meeste mensen niet verontwaardigd zijn over de buitensporige beloning van de top van de beursbedrijven, maar omdat het doorgaans lastig is tot collectieve actie te komen. Een kruidenier boycotten is makkelijker dan een luchtvaartmaatschappij links te laten liggen. Van Witteloostuijn deelt de verontwaardiging over de hoge beloningen: "Ook voor die hoge beloningen bestaat geen economische rechtvaardiging. Uit onderzoek blijkt dat een nieuwe topman óf geen invloed óf een negatieve invloed heeft op de prestaties van een onderneming." Een andere vraag is of het zo verstandig is geweest de topinkomens openbaar te maken. Sinds bedrijven wettelijk verplicht zijn dat te doen, zijn die inkomens alleen maar de pan uit gerezen. Van Witteloostuijn: "In zekere zin waren we natuurlijk gewaarschuwd. De openheid is nergens zo hoog als in de Verenigde Staten. De beloning is ook nergens zo absurd hoog als daar. 'Benchmarking' heet in goed Nederland het mechanisme dat verantwoordelijk is voor de opdrijvende werking van die openbaarheid. Als toplieden weten hoeveel anderen verdienen, willen zij óók zoveel verdienen. Ze gaan zich aan elkaar spiegelen. In Nederland zie je dat - naarmate je verder van de overheid komt - de salarissen van de top door de onderlinge vergelijking de afgelopen jaren steeds verder zijn opgeschroefd." Van Witteloostuijn verwacht dat geleidelijk de krachten tégen flexibilisering, privatisering en deregulering terrein zullen winnen. "Managers in het bedrijfsleven die net onder de top zitten, beseffen dat we verkeerde kant opgaan", is de ervaring van Van Witteloostuijn. En alle ophef rond de topinkomens, culminerend in het advies van de commissie Tabaksblat, is volgens hem het bedrijfsleven ook niet in de koude kleren gaan zitten. Toch gaat het langzaam. De tijdgeest verandert niet zo snel. Maar er is een golfbeweging, ook in normatieve oordelen. Ooit was er een tijd dat Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen ervoor pleitte het maximuminkomen niet meer dan vijf keer het minimuminkomen te laten bedragen. "Hij kon dat zeggen zonder dat iemand hem uitlachte", memoreert Van Witteloostuijn. Voorlopig komen dat soort tijden niet meer terug en wordt de verzorgingsstaat steeds verder afgebroken. Door het manisch-depressieve karakter van de economie lijkt de minister van Financiën, Gerrit Zalm, vrij spel te krijgen bij een structurele aanval op de verzorgingsstaat die hij onder het mom van conjunctuurbeleid inzet. Van Witteloostuijn: "Ik vind dat die bezuinigingen allemaal vanuit impliciete overwegingen worden genomen. We zouden een principieel debat moeten voeren over wat we in Nederland willen. Een high tax, high quality samenleving met nette arrangementen voor iedereen. Of een low tax, low quality maatschappij, waar het recht van de sterkste geldt. De vraag wat voor type maatschappij onze voorkeur heeft, raakt ondergesneeuwd door het paniekvoetbal dat bijna onlosmakelijk verbonden is met het manisch-depressieve karakter van de economie."

Over Annegreet van Bergen

Annegreet van Bergen is econoom, auteur van de bestseller Gouden jaren en journalist.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden