Wat is een Homo digitalis, en hoe verschilt deze van de homo sapiens?
Een homo digitalis is iemand die door digitalisering naar een hoger niveau is getild. De technologische tools die we de hele dag door gebruiken zijn allang geen gadgets meer, maar grijpen diep in op ons functioneren en zelfs ons wezen. Daarmee hebben we een vorm van menselijkheid bereikt die ik eigenlijk alleen maar kan omschrijven als augmented humanity. We hebben weliswaar dezelfde genen als een homo sapiens, maar vergeleken met onze voorouders lijken we meer op een Marsman. Kijk alleen al naar de manier waarop we communiceren. Je kunt tegenwoordig een conversatie voeren in het Portugees zonder dat je de taal machtig bent, omdat je smartphone je woorden simultaan in voice voor je vertaalt.
Tegelijkertijd zijn er ontelbare apps die weliswaar handig, maar niet echt noodzakelijk zijn. Moeten we daar nu echt allemaal in meegaan?
Niet iedereen digitaliseert in dezelfde mate of met dezelfde snelheid. Zelf ben ik bijvoorbeeld absoluut geen early adoptor, en kijk ik bij veel nieuwe apps ook eerst de kat uit de boom. Dat is een heel normaal proces bij innovatie, in het begin is er altijd sprake van heel veel ruis. Maar het mooie is, je kunt het altijd inhalen. Ik hoor mensen vaak spreken over de digitale kloof, en dat we oudere mensen bijvoorbeeld nooit mee hebben kunnen krijgen. Dat is complete onzin. Tijdens de pandemie hebben negentigers die nog nooit een computer hadden aangeraakt binnen vijf minuten leren videobellen. Dat is maar één voorbeeld, maar het laat zien dat technologische toepassingen gebruikersvriendelijker zijn dan voorheen. En dat het nooit te laat is om te digitaliseren.
Zijn we als homo digitalis per saldo ook beter af?
Als je eind jaren tachtig de dingen zou willen doen die een smartphone nu praktisch gratis voor ons verricht, dan zou je daar dertig miljoen euro voor moeten neerleggen. We zijn met andere woorden allemaal multimiljonair geworden. Toch is die technologie op zo'n sluipende en tegelijkertijd overweldigende manier ons leven binnen gekomen dat we de waarde ervan vaak onderschatten. Veel mensen hebben daarom het gevoel dat we slechter af zijn, en dat is vooral ingegeven door angst. Ergens is dat wel begrijpelijk. De mens is niet gemaakt om te veranderen, en digitalisering heeft, net als de komst van elektriciteit destijds, een donkere kant. Maar zoals we destijds de ontwikkelingen niet stopzetten omdat sommige mensen het niet konden nalaten om hun vingers in het stopcontact te steken, zo heeft het ook nu geen zin om terug in de tijd gaan. We moeten het gevaar juist onder controle brengen, en het liefst vandaag al, want terwijl wij het probleem aan het bestuderen zijn draait de wereld met al haar hackers en geopolitieke antagonisten gewoon door.
Veel mensen zijn vooral bang dat hun privacy te grabbel wordt gegooid.
Ik kan dat wel begrijpen, maar die angst is onterecht. Om te beginnen is er op het Europese vlak een fantastische wet die de burger daartegen beschermt. Zo krijgt een bedrijf als Google elke keer dat het misbruik maakt van uw gegevens een boete van vier miljard euro. Ik kan u verzekeren dat daar echt een afschrikwekkende werking vanuit gaat. Daarnaast zou ik durven stellen dat we nu meer privacy genieten dan voorheen. Natuurlijk, als ik één keer een bezoek breng aan een online schoenenverkoper, dan word ik een maand gebombardeerd met advertenties. Maar die site beschikt alleen over een cookie die weet dat ik ooit naar schoenen heb gekeken, en heeft verder geen persoonlijke informatie over mij. Vergelijk dat met de apotheker in een dorp waar je een condoom gaat kopen. Hoeveel privacy heb je dáár? Er zijn vaak andere mensen in de winkel, en de apotheker weet wie je bent, waar je woont, en wie je ouders zijn. Bovendien dient de opslag van data een duidelijk doel: ze zorgen ervoor dat sites en apps eenvoudig zijn om te gebruiken en zich aanpassen aan onze persoonlijke voorkeuren. Als ik nu zou besluiten dat niemand meer toegang krijgt tot mijn gegevens, dan ben ik binnen vijf minuten een heel ontevreden mens. Want dan moet ik elke keer dat ik een internetbestelling plaats alles opnieuw invullen. Ik zeg niet dat privacy geen rol speelt, maar het grootste gevaar is veiligheid, en dat we een slecht wachtwoord kiezen. Want als een bedrijf wordt gehackt en je gegevens zijn niet voldoende beschermd, dan heb je echt een probleem.
Over welke vaardigheden moet een homo digitalis beschikken?
Het onder controle krijgen van de technologie is niet zo'n probleem. De ware uitdaging ligt in het omgaan met misinformatie en het beschermen van de democratie. Zolang we een maatschappij hebben met een werkende politiemacht, overheid en rechtbank, dan zijn we verzekerd van wetten die de burger beschermen. Maar als we ons laten leiden door angst spelen we populisten in de kaart, wat de kans op zo'n afschrikwekkende toekomst juist vergroot. Het vergt een speciale inspanning van iedereen om dat te voorkomen.
Welke rol speelt Google in dit proces?
Het is natuurlijk verdacht als ík het zeg, maar na tien jaar dienstverband ben ik nog steeds iedere dag onder de indruk van de voorbeeldfunctie die we vervullen. Het is misschien niet bekend bij het grote publiek, maar zo maken we ons echt sterk voor democratische controle. Ik denk niet dat veel bedrijven kunnen zeggen dat ze twee jaar voorlopen op de privacywetgeving, maar wij hadden gebruikers al de mogelijkheid gegeven om hun gegevens te beheren voordat het verplicht was. Daarnaast zijn we nooit gehackt, ook al zijn we voor cybercriminelen een ultiem doelwit. Dus ik zou zeggen, blijf kritisch, want er zijn zeker dingen fout gedaan, maar probeer te kopiëren wat we goed doen.
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.