Als zevenjarige vroeg ik mijn moeder: ‘Mam, wat zijn kruisraketten?'. Toen kwam Tsjernobyl en mochten we geen spinazie eten. Als psychologiestudent leerde ik over het incident met de reactor op Three Mile Island. Dat kerncentrales slecht waren, was mij wel duidelijk. Maar inmiddels zijn grotere gevaren meer op de voorgrond geraakt. Vraagt dat niet een andere blik op kernenergie?
Klimaatverandering ervaren we aan den lijve. Fossiele energie is vervuilend, verwoestend voor ecosystemen, sociaal ontwrichtend in ontwikkelende landen en er worden oorlogen om gevochten. Hernieuwbare energie, zon, wind, getijden, biomassa, groene waterstof, aardwarmte, enzovoort, dat is de toekomst. Maar wie zich een beetje verdiept in het energiesysteem, komt er achter dat we alle energiebronnen nodig hebben. Op donkere, windstille dagen wil je wat achter de hand hebben. Bovendien kunnen zware industrie en andere energie-intensieve processen moeilijk volledig op zonnepanelen draaien.
In de energietransitie is het op zijn zachtst gezegd niet handig als een belangrijke energiebron taboe verklaard is. Daarom ben ik heel blij met het nuchtere en genuanceerde boek Een schone toekomst van Joshua Goldstein en Staffan Qvist. Geen ronkende propaganda, of activistische verdachtmaking, maar een nauwgezette en onderbouwde uiteenzetting van de belangrijkste aandachtspunten bij kernenergie. Het begint met de vergelijking tussen Zweden en Duitsland, en wat beide landen hebben gedaan om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Duitsland heeft flink ingezet op zon en wind als hernieuwbare energiebron. Onder druk van de anti-kernenergie-beweging en na de ramp bij Fukushima is kernenergie afgebouwd. Maar vanwege de onbetrouwbaarheid van zonne- en windenergie moest het land toch zwaar blijven leunen op kolencentrales die met uiterst vervuilende bruinkool worden gestookt. Zweden daarentegen, heeft in de jaren zeventig en tachtig een dozijn kerncentrales gebouwd en kon daardoor in 1990 al haar totale CO2-uitstoot met de helft terugbrengen.
Kan het dan zonder steenkool en bruinkool, én zonder kerncentrales? Goldstein en Qvist bespreken wat 100% hernieuwbare energie inhoudt. Het aantal zonneparken en windmolens dat we nodig hebben om één kolencentrale (of kerncentrale) te vervangen is gigantisch. Het is onrealistisch dat we voor onze primaire energievoorziening ooit volledig van zon en wind afhankelijk zullen zijn. Waterkracht is schoon, maar heeft drastische gevolgen voor ecosystemen. Wind is wisselvallig, wat het ingewikkeld en kostbaar maakt om het elektriciteitnet daarop af te stemmen. Zonne-energie fluctueert evengoed. Batterijopslag zou het fluctuatieprobleem kunnen oplossen, maar de opslagtijd is vaak kort en de kosten zijn bij lange na niet concurrerend met fossiel. Alle ontwikkelingen overziend concluderen Goldstein en Qvist dat al deze hernieuwbare energiebronnen een steeds grotere en belangrijkere rol gaan innemen in de energietransitie, maar niet het klimaatprobleem gaan oplossen. De praktijk wijst uit dat als we ons enkel op hernieuwbare bronnen richten, we dan onbedoeld te lang afhankelijk blijven van fossiel. En, by the way, aardgas als transitiebrandstof is ook fossiel. Het stoot broeikasgassen uit en het lekt weg uit pijpleidingen.
Nu dan kernenergie. Is dat echt de veiligste energie aller tijden? Ons gevoel zegt duidelijk anders. Neem de ramp bij Fukushima. Daar heeft radioactiviteit kunnen wegvloeien in de omgeving en in de oceaan. Hoeveel mensen zijn daar omgekomen? De deskundigen van diverse VN-organisaties waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie hebben dat grondig uitgezocht. Het aantal mensen dat is omgekomen door directe blootstelling aan hoge straling of door verhoogde kans op kanker later, is ongeveer nul. Tsjernobyl, hoeveel zijn daar omgekomen? Naast de brandweerlieden en anderen ter plaatse blijkt uit onderzoek van de VN dat maximaal een paar duizend mensen aan kanker zijn overleden als gevolg van hun blootstelling aan de straling. Kanttekening was dat dit lastig vast te stellen was, aangezien de plaatselijke bevolking er een weinig gezonde leefstijl op nahield.
Dan het afvalprobleem en het morele bezwaar om ons afval aan toekomstige generaties over te laten. Allereerst is het goed om te beseffen dat nucleair afval niet het enige afval is dat we opslaan voor later. Ander uiterst giftig en dodelijk chemisch afval pakken we ook in en slaan we op. De nieuwste depots voor kernafval in Finland en Zweden zitten diep onder de grond in stabiele kleilagen. Bij het ernstigste en meest pessimistische rampscenario van gescheurde afvalvaten en het verdwijnen van de ondergrondse kleilaag binnen duizend jaar, dan zouden de toekomstige bewoners die denkbeeldig op die vervuilde bodem leven, jaarlijks evenveel straling binnenkrijgen als bij het eten van een tros bananen. Radioactiviteit heeft bovendien een halfwaardetijd waardoor het meeste afval minder gevaarlijk wordt als je maar lang genoeg wacht. En daarom hoef je het niet per se permanent op te slaan. Fossiele afvalproducten blijven wél tot in den eeuwigheid even giftig als toen ze in het water of in de lucht werden gedumpt. De morele vraag of je toekomstige generaties laat beslissen over permanente opslag voor afval dat wel langdurig gevaarlijk blijft, zou je kunnen plaatsen naast de morele vraag of we een oververhitte aarde willen achterlaten aan ons nageslacht.
Splijtstof dat gebruikt kan worden voor kernwapens is een ander zorgpunt. Na het eind van de Koude Oorlog heeft de civiele kernindustrie steeds minder banden met het leger. Kernenergie blijkt in de jongste jaren geen rol te hebben gespeeld bij het verkrijgen van kernwapens door nieuwe nucleaire mogendheden. De dreiging van kernwapens is nooit echt weg, maar het wegsluizen van nucleair materiaal voor militair gebruik is bij de nieuwste typen centrales nog moeilijker gemaakt.
Angst over straling is van alle tijden. Nu speelt dat ook met de 5G-masten. Het idee dat een onzichtbare straling door je huid heen naar binnen dringt is onheilspellend. Het idee van een kernramp die een heel continent kan wegvagen of voor eeuwig vervuilen geeft je de koude rillingen. Deze nuchtere uiteenzetting van Goldstein en Qvist helpt om de feiten op een rij te zetten. De klimaatverandering dwingt ons om de rol van kernenergie zorgvuldig uit te werken als bijdrage om broeikasemissies terug te dringen. Daarom is het ironisch en evengoed tragisch dat de klimaatactivisten zich zo sterk tegen kernenergie hebben uitgesproken. Zie waar het Duitsland heeft gebracht. Goldstein en Qvist geven een pleidooi voor vierde generatie kerncentrales, modulaire systemen die relatief snel zijn te bouwen om naast hernieuwbare energie te kunnen worden ingezet. Maar daar bovenop is een stevig beleid van CO2-beprijzing nodig samen met andere maatregelen om verduurzaming van het energiesysteem te versnellen. Het verhelderende boek Een schone toekomst komt als geroepen nu er weer stevig over kernenergie wordt gedebatteerd.
Freija van Duijne was van 2013 tot 2018 voorzitter van de Dutch Future Society. Zij heeft meer dan tien jaar werkervaring als toekomstverkenner en strateeg in diverse overheidsorganisaties. Freija werkt vanuit haar bedrijf Future Motions en geeft trainingen en lezingen op gebied van toekomstverkennen. Ze schreef zelf ook een boek: Toekomstverkennen. Ze maakt deel uit van het collectief van toekomstdenkers voor de trendrede.
Over Freija van Duijne
Freija van Duijne was van 2013 tot 2018 voorzitter van de Dutch Future Society. Zij heeft meer dan tien jaar werkervaring als toekomstverkenner en strateeg in diverse overheidsorganisaties. Freija werkt vanuit haar bedrijf Future Motions en geeft trainingen en lezingen op gebied van toekomstverkennen.