Met een vlijmscherpe (literatuur)analyse en een helder pleidooi schept hij een coachingswereld waar genoeg aan te verbeteren valt. Maar er is ook ruimte voor toelichting en nuance: ook het coachingsvak is een kind van zijn tijd. En daarmee is dit een prachtig boek als uitgangspunt voor een brede discussie.
Er is in de afgelopen jaren, inherent aan de groei van de coachingspraktijken, een enorme berg aan coachingsliteratuur ontstaan. In die literatuur zijn begrippen en vooronderstellingen neergezet die breed overgenomen worden. Maar is dat terecht? Wat is de achtergrond van die begrippen, hoe staan ze in verhouding tot het mensbeeld en moraliteit?
In het eerste hoofdstuk expliciteert de auteur het begrip coachen en gaat dieper in op 5 belangrijke aspecten van coachen. Van daaruit vat hij het mensbeeld van coachen samen. In dit achterliggende mensbeeld zitten enkele opvallende uitgangspunten, onder andere: 'de mens heeft een aangeboren zelf dat ontwikkeld dient te worden' en 'De mens handelt doelbewust en doelgericht'.
Het zijn uitgangspunten die diep verankerd zijn in de coachingsliteratuur, maar de vraag is of dit ook overeenkomt met hoe de mens is en, belangrijker, hoe de mens kan functioneren in een groter geheel. In dit boek wil Ronald Wolbrink een aanzet geven tot een nieuw coachingsparadigma. Een van de conclusies uit dit boek is dat coaches geneigd zijn de context te vergeten: het gezin waarin men functioneert, de organisatie waar men voor werkt etc.
De verregaande individualisering en mythe dat je in je eentje je eigen leven en werkelijkheid creëert, zorgt voor een zoektocht naar geluk en maakbaarheid die als vanzelfsprekend wordt gezien.
In hoofdstuk 2 (coachingsparadigma's) kijkt Wolbrink naar het huidige coachingsparadigma, waarna hij in de hoofdstukken 3, 4 en 5 uitdiept wat de kenmerken daarvan zijn en wat de consequenties van deze paradigma's zijn.
Onder andere Foucault (1989) wordt aangehaald, die betoogt dat het coachen vooral gericht is op normaliseren en disciplineren van medewerkers. Dat levert een paradox op: hoewel individualiseren en persoonlijke ontwikkeling als zeer belangrijk wordt ervaren, en bijna als basisgarantie van een eigen identiteit, dient dit wel te gebeuren binnen de kaders en normen en waardenpatroon die de omgeving vereist. En dat kan zowel de organisatie zijn waar je werkt, als je eigen gezin/ leefomgeving.
Verderop in het boek wordt ingegaan op de verschuivende verantwoordelijkheid. Steeds wordt een ander verantwoordelijk gesteld voor de keuzes, waardoor men zich niet meer verbindt met de gemaakte keuzes, laat staan met de normen en waarden die daaraan vastzitten.
In hoofdstuk 6 wordt alles samengebracht en worden de conclusies voor het huidige coachingsvak getrokken, én u krijgt de handreikingen voor een nieuw paradigma. Wolbrink houdt een kritisch pleidooi, en dat is in zijn schrijven terug te vinden. Jammer is dat niet altijd even duidelijk is of een kritische noot afkomstig is van de auteur wiens werk geanalyseerd wordt, of dat het een uiting is van Wolbrink zelf.
Maar de onderwerpen – geen metareflectie, individualisatie, psychologiseren – zijn zeer actuele onderwerpen en het is hard nodig dat erover nagedacht en gefilosofeerd wordt. Niet voor niets roept de DSMV zoveel discussie op: waar is de grens van ziekte en gezondheid, waar is de grens van maakbaarheid en stuurbaarheid?
Maar dit blijft een boek: als we écht het paradigma willen verschuiven, en meer als mens en vanuit een gedegen onderzocht normen en waardenbesef willen coachen, zullen we er met elkaar over in gesprek moeten. Via intervisie, supervisie, en wat mij betreft vooral in de opleidingen en de seminars.
Over Marjolein Boeren-Hermans
Marjolein Boeren is Kinesiologisch Coach en heeft een eigen praktijk in Bergen op Zoom. Door middel van afstemming van lichaamsbeweging en mentale processen krijg je inzicht over jezelf en je doelen. Daarnaast is zij PR-coördinator voor het Welkin Kinesiologie College en geeft zij trainingen op het gebied van Kinesiologie.