Snel wordt duidelijk wat Unck hier exact mee bedoelt. Na een summier hoofdstuk over het begrip angst volgt de uiteenzetting van Uncks eigen spokentheorie. Ze opent haar uitleg met een fictief verhaal over het vijfjarige meisje Iris, dat graag zingt. Haar moeder laat zich tegen een vriendin ontvallen dat Iris vals zingt. Het meisje hoort dit toevallig en vanaf dat moment openbaart zich bij Iris een spook dat haar voortdurend toefluistert dat ze niet deugt als zangeres. Het verhaal is daarmee niet klaar. We zien Iris weer als ze 15, 25 en 35 is, het spook heeft haar niet verlaten. Sterker nog, Unck laat zien op welke cruciale momenten Iris hinder heeft van de spoken die sinds haar vijfde jaar alleen maar in aantal zijn toegenomen. Op haar werk, in het sociale verkeer, bij de opvoeding van haar kinderen… overal laten de spoken zich zien, of beter gezegd, voelen.
Het boek vervolgt met een spokenalfabet, waarin de meest voorkomende spoken worden benoemd en verklaard. We maken kennis met het Assepoesterspook, het Calimerospook, het Roddelspook en het Ik-kan-het-niet-spook, volgens de Unck de moeder aller spoken. Relatief de meeste ruimte in het boek is ingeruimd voor het zoeken naar oplossingen. Unck ontwikkelde het KOERS-plan waarmee je uiteindelijk de spoken de baas kunt. Door het volgen van de KOERS-strategie kun je je in vijf stappen verlossen van je spoken. De uitleg over KOERS is beknopt, maar het deel met oefeningen lang: het is duidelijk dat het Unck zeker niet alleen om de theorie gaat.
De materie die Suzanne Unck behandelt, is niet nieuw, maar ze stelt deze op een originele manier aan de orde. Ze toont overtuigend aan dat spoken belemmerend kunnen zijn voor de individuele ontwikkeling. Ze laat de spoken geregeld zelf aan het woord – wie het achterplat leest, treft direct het eerste voorbeeld aan – en laat de spoken in dialoog gaan met ‘slachtoffers’. Daarnaast put ze vrijelijk, zonder gene uit haar eigen ervaring. Ze doet verslag van haar kruistocht tegen de spoken die zij zelf heeft moeten overwinnen, in haar carrière en voor het schrijven van dit boekje.
Maar haar luchtige aanpak heeft ook iets storends: steeds hamert Unck erop hoe ernstig het probleem is of kan zijn. Dat is een boodschap die uit de toon valt bij de nogal kinderlijke toon en uitstraling van het boek. De metafoor van spoken als onzichtbare en griezelige afspiegelingen van onze angsten is goed gevonden, maar voor iets dat – letterlijk – te boek staat als psychologie redeneert Unck af en toe wel erg makkelijk. Niettemin kan ‘Spoken bestaan’ een zeer welkome handreiking zijn voor hen die weten dat er iets veranderen moet, zonder precies te weten waar te beginnen.