In de inleiding zeggen de auteurs dat het boek geschreven is ‘voor mensen die werk willen maken van hun baan als een manier van leven in plaats van een maandag-tot-vrijdag-manier van doodgaan.’ Uitgangspunt van het boek is dat ieder mens in iedere baan vrijheidsgraden heeft om het werk aan te passen, te boetseren, te sleutelen. Die vrijheidsgraden vind je als je weet waar je zoeken moet en dan ontdek je vrijheidsgraden in het werk: waar je kunt beïnvloeden hoe je je werk aanpakt, wie je bij je werk betrekt (of niet) en welke taken je oppakt of afstoot. Met een veelheid aan korte reflectie-oefeningen en een gerichte aanpak van acht stappen wordt steeds zichtbaarder hoe het eigen werk eruitziet, wat er nog goed past en wat steeds minder past, en op welke onderdelen het sleutelen aan taken uitkomst zou kunnen bieden.
Ook mensen die tevreden zijn hun huidige werkpakket, en het al mooi genoeg vinden, hebben baat bij de oefeningen uit het boek. Zo maakt bijvoorbeeld het maken van een ‘taakanalyse’ zichtbaar uit welke diversiteit aan (niet) kernonderdelen het eigen takenpakket echt bestaat en welke ontwikkelingen daarin gaande zijn (van automatisering tot reorganisaties). In de ‘taakfitanalyse’ krijg je inzicht hoe goed de verschillende taken bij de persoonlijke sterktes, behoeftes en interesses passen. En door de ‘inzetbaarheidsanalyse’ uit te voeren, weet je voor welke taken je de komende twee jaar nog goed competent en gemotiveerd bent, en welke taken je steeds minder goed aan kan en/of minder graag wilt.
Verhelderend zijn ook de negen taaksoorten (in drie hoofdcategorieën). Onder de kerntaken vallen uitvoerende taken, voorbereidende- en relationele taken. Onder de niet-kerntaken vallen ondersteunende taken, organiserende- en informerende taken. En onder de additionele/extra taken vallen verticale taken (coördineren van werkzaamheden van anderen), horizontale taken (zoals commissie werkzaamheden, feesten organiseren) en tenslotte verdiepende taken (bijhouden van het vak, ontwikkelen van nieuwe diensten/producten).
Elk vak heeft zijn eigen jargon. Het boek is er grotendeels van gevrijwaard. Maar de theorie van ‘Job crafting’ die ten grondslag ligt aan het boek, heeft een geheel eigen jargon. Voor insiders zal het vertrouwd klinken, maar mij hielpen termen als craftingsacties, taakcraften, craftingstechnieken, relationeel craften, cognitief craften en contextueel craften niet. Maar de lezer die vooral op zoek is naar meer inzicht in de eigen taak kan er makkelijk omheen lezen, die laat hoofdstuk 4 gewoon ongelezen en puzzelt rustig verder met de vele handige vragen en slimme ordeningen.
Eigenlijk zou iedereen (zowel werknemer, team als leidinggevende) zich om de zoveel tijd een keer moeten afvragen wat aan het gebeuren is met functies. De auteurs hebben hiervoor een handige indeling van acht ‘functieontwikkelingen’: functieverzwaring, functieverrijking, functieverbreding, en functieverdieping. Naast deze positieve ontwikkelingen zijn er vier functieontwikkelingen die negatief kunnen uitpakken. Dan gaat het vooral over een scheefgroei in de verhouding tussen verschillende taakkenmerken, c.q. over de balans. Daarbij kan gedacht worden aan functieverwatering (er komen te veel randtaken bij), functieverzadiging (er komen steeds meer kerntaken bij), functieversnippering (het werk gaat uit steeds meer loshangende taken bestaan) en tenslotte functievervreemding (de inhoud van het werk is in de loop van de tijd zo veranderd dat je je er niet meer in herkent, zoals de automonteur die van mecanicien elektricien aan het worden is).
En wat mooi werk is: ‘mensen bepalen zelf wat wanneer hun werk mooier is’.
Over Rudy Kor
Rudy Kor is zelfstandig organisatieadviseur en auteur van diverse managementboeken. Tot voor kort werkte hij (als senior partner) bij Twynstra Gudde. Hij startte zijn werkzame leven bij Philips in Eindhoven. Als adviseur helpt hij (project)managers bij het effectiever inrichten van hun projecten. Als veellezer wordt hij gedreven door nieuwsgierigheid en schrijft regelmatig boekrecensies.