Pleitbaar standpunt in het fiscale boete- en strafrecht
Paperback Nederlands 2017 1e druk 9789013141429Samenvatting
Uit jurisprudentie van de belastingkamer van de Hoge Raad blijkt dat het pleitbare standpunt tot straffeloosheid leidt, terwijl de strafkamer van dezelfde Hoge Raad hierover anders oordeelt. De vraag is: welke benadering is de juiste? Deze uitgave zoekt het antwoord en doet een voorstel om duidelijkheid te scheppen.
Het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte is beboetbaar en strafbaar. Omdat hetzelfde feit maar één keer mag worden bestraft, moet echter een keuze worden gemaakt tussen bestuurlijke afdoening (belastingrechter) of strafrechtelijke vervolging (strafrechter). Deze keuze zou voor de strafwaardigheid niet mogen uitmaken, maar dat doet het wél. Pleitbaar standpunt in het fiscale boete- en strafrecht onderzoekt de verschillen en komt met een verbetervoorstel.
Volgens de belastingkamer van de Hoge Raad leidt het pleitbare standpunt tot straffeloosheid, omdat er geen opzet in het spel zou zijn. De strafkamer van de Hoge Raad heeft tot nu toe echter geen rol voor het pleitbare standpunt gezien. Om hiervoor een verklaring te vinden, wordt in deze uitgave niet alleen relevante jurisprudentie behandeld, maar ook het fiscale boete- en strafrecht (die beiden niet eerder zo uitvoerig en systematisch zijn geanalyseerd), waarbij uitgebreid wordt ingegaan op de begrippen ‘opzet’ en ‘grove schuld’. De uitgave sluit af met een voorstel voor een benadering die zowel door de belastingkamer als door de strafkamer van de Hoge Raad kan worden toegepast.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1
Inleiding 1
1.1 Aanleiding voor het onderzoek 1
1.2 Doel en benaderingswijze 5
1.3 Afbakening van het onderzoek 7
1.4 Hoofdstukindeling en vooruitblik 9
1.5 Bronnen en onderzoeksmethodiek 12
1.6 Slotopmerkingen 13
HOOFDSTUK 2
Het pleitbare standpunt 15
2.1 Inleiding 15
2.2 Onderscheid tussen twee vragen 16
2.2.1 Onderscheid tussen de twee vragen in het fiscale boeterecht 16
2.2.2 Onderscheid tussen de twee vragen in het fiscale strafrecht 18
2.3 De invulling van het pleitbaar standpunt begrip 19
2.3.1 Geen subjectieve criteria 19
2.3.2 Drie objectieve voorwaarden voor een pleitbaar standpunt 21
2.4 Interpretatie van het recht of toepassing van het recht op de feiten (1) 22
2.4.1 Onderscheid tussen feitelijke en rechtskundige standpunten 22
2.4.2 Interpretatie of toepassing van het recht 25
2.4.3 Geen verplichting om te stellen en te beargumenteren dat een standpunt pleitbaar is 25
2.5 Naar objectieve maatstaven voldoende verdedigbaar (2) 29
2.5.1 Rechtskundige standpunten die door een belastingrechter zijn gevolgd 29
2.5.1.1 Standpunten die door een belastingrechter in eerdere feitelijke instantie zijn gevolgd 29
2.5.1.2 Standpunten die door een belastingrechter in feitelijke instantie in een andere maar vergelijkbare zaak zijn gevolgd 32
2.5.1.3 Uitsluitend gevolgde standpunten over het belastinggeschil 32
2.5.2 Rechtskundige standpunten die niet door een belastingrechter zijn gevolgd 33
2.5.2.1 Omstandigheden waaronder een pleitbaar standpunt kan ontstaan 33
2.5.2.2 Moment aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een standpunt pleitbaar is 35
2.5.3 Situaties waarin een pleitbaar standpunt is aangenomen 37
2.5.4 Rechtsvinding in vogelvlucht en de ruimte voor een pleitbaar standpunt 39
2.5.4.1 Interpretatie en toepassing van wets- en uniebepalingen 40
2.5.4.2 Zelfstandige fiscale kwalificatie 42
2.5.4.3 Bijzondere rechtsvindingsmethoden 43
2.5.4.4 Mogelijk conflicterende bepalingen 44
2.5.4.5 Interpretatie van jurisprudentie 45
2.5.4.6 Beleidsbesluiten 46
2.5.5 Wanneer zijn er voldoende argumenten voorhanden voor een pleitbaar standpunt? 46
2.5.6 Argumenten ontleend aan de literatuur 48
2.5.7 Het pleitbaar standpunt begrip buiten Nederland 49
2.6 Binding met de desbetreffende zaak: feiten en aangifte(n) (3) 52
2.6.1 Binding met de vastgestelde feiten 53
2.6.2 Binding met de ingediende aangifte(n) 55
2.7 Afsluiting en definitie van het pleitbare standpunt 56
HOOFDSTUK 3
Het materiële fiscale straf- en boeterecht: delictsomschrijvingen, subjectieve bestanddelen en strafuitsluitingsgronden 59
3.1 Inleiding 59
Eerste gedeelte: de delictsomschrijvingen 62
3.2 De straf- en boetebepalingen die verband houden met het doen van een onjuiste aangifte en het nalaten om aangifte te doen 62
3.2.1 Het in art. 69 AWR strafbaar gestelde doen van een onjuiste aangifte en nalaten om aangifte te doen 63
3.2.2 De fiscale boetebepalingen die verband houden met het doen van een onjuiste aangifte en het nalaten om aangifte te doen en de fiscale strafbepaling art. 69a AWR. 65
3.2.2.1 De fiscale boetebepaling art. 67e AWR 65
3.2.2.2 De fiscale boetebepaling art. 67f AWR en de fiscale strafbepaling art. 69a AWR 66
3.2.2.3 De fiscale boetebepaling art. 67d AWR 69
3.2.2.4 De fiscale verzuimboetebepalingen 71
3.2.3 Geen pleitbaar standpunt bij het nalaten om aangifte te doen 71
3.2.4 Afsluiting en vooruitblik 73
Tweede gedeelte: de subjectieve bestanddelen 73
3.3 Achtergronden waartegen de fiscale straf- en boetebepalingen invulling hebben gekregen 73
3.3.1 De achtergrond waartegen de fiscale strafbepalingen invulling hebben gekregen 74
3.3.1.1 De wettelijke basis 74
3.3.1.2 De spelers: verdachte belastingplichtige, openbaar ministerie en strafrechter 74
3.3.1.3 Bestanddelen en elementen 75
3.3.1.4 Het bewijs 77
3.3.2 De achtergrond waartegen de fiscale boetebepalingen invulling hebben gekregen 77
3.3.2.1 De wettelijke basis 77
3.3.2.2 De spelers: belastingplichtige, inspecteur en belastingrechter 79
3.3.2.3 Bestanddelen en elementen 79
3.3.2.4 Het bewijs 80
3.3.2.5 De opkomst van de strafuitsluitingsgronden in het fiscale boeterecht 83
3.4 De subjectieve delictsbestanddelen 85
3.4.1 Opzet en grove schuld 87
3.4.1.1 Inleiding opzet en grove schuld 87
3.4.1.2 Het onderscheid tussen opzet en grove schuld 88
3.4.1.3 Moment aan de hand waarvan wordt vastgesteld of opzet of grove schuld aanwezig is 90
3.4.1.4 Opzet en grove schuld gericht op een onjuiste aangifte of op een onjuiste belastingheffing of -betaling 91
3.4.1.5 Geen toerekening van opzet en grove schuld 93
3.4.2 Schuld als bestanddeel 94
3.4.2.1 Inleiding schuld 94
3.4.2.2 De gedragsnorm bij schuld in het strafrecht 95
3.4.2.3 De gedragsnorm bij grove schuld in het fiscale boeterecht 96
3.4.2.4 Onbewuste schuld en bewuste schuld 99
3.4.3 Opzet als bestanddeel 100
3.4.3.1 Inleiding opzet 100
3.4.3.2 Opzet: weten en willen 101
3.4.3.3 Opzet en de strafuitsluitingsgronden 101
3.4.3.4 De plaats van het bestanddeel opzet in de delictsomschrijving 102
3.4.3.5 De kleur van opzet 103
3.4.3.6 Voorwaardelijk opzet 114
3.5 Het gevolgbestanddeel in de fiscale strafbepalingen 135
3.5.1 Achtergrond van het gevolgbestanddeel 135
3.5.2 De werking van het gevolgbestanddeel 138
3.6 Samenvatting verschillen in de invulling van het opzetbegrip tussen het fiscale straf- en boeterecht en vooruitblik 139
Derde gedeelte: de strafuitsluitingsgronden 141
3.7 De strafuitsluitingsgronden 141
3.7.1 Strafuitsluitingsgronden in het fiscale straf- en boeterecht 141
3.7.1.1 Strafuitsluitingsgronden in het strafrecht, waaronder het fiscale strafrecht 141
3.7.1.2 Strafuitsluitingsgronden in het fiscale boeterecht 143
3.7.2 De rechtvaardigingsgronden: uitvoering van een wettelijk voorschrift en het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid 147
3.7.3 De schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld 149
3.7.3.1 Verontschuldigbare rechtsdwaling 149
3.7.3.2 Maximaal betrachte zorg 151
3.7.4 Afsluiting en vooruitblik 154
Vierde gedeelte: andere fiscale geestesgesteldheidsbegrippen 154
3.8 Kwade trouw bij navordering en schuld bij het nalaten om de vereiste aangifte te doen 154
3.8.1 Kwade trouw 155
3.8.1.1 Achtergrond waartegen kwade trouw invulling heeft gekregen 155
3.8.1.2 Vergelijking met het opzetbegrip in het fiscale boeterecht 156
3.8.1.3 Verschillen met het opzetbegrip uit het fiscale boeterecht 158
3.8.2 Schuld bij het nalaten om de vereiste aangifte te doen 159
3.8.2.1 Achtergrond waartegen het schuldbegrip invulling heeft gekregen 159
3.8.2.2 Vergelijking met het grove schuld- en opzetbegrip in het fiscale boeterecht 160
3.8.3 Afsluiting en vooruitblik 162
Vijfde gedeelte: afsluiting 162
3.9 Afsluiting 162
HOOFDSTUK 4
De huidige invloed van het pleitbare standpunt in het fiscale boete- en strafrecht 167
4.1 Inleiding 167
4.2 De huidige invloed van het pleitbare standpunt in het fiscale boeterecht 169
4.2.1 Objectieve werking 169
4.2.2 Consequenties van de objectieve werking 171
4.3 Het pleitbare standpunt als verweer tegen het bewijs van het subjectieve bestanddeel en de objectieve werking 174
4.3.1 Het pleitbare standpunt als verweer tegen het bewijs van het subjectieve bestanddeel 174
4.3.2 De objectieve werking van het pleitbare standpunt en de invulling van het grove schuldbegrip 174
4.3.3 De achtergrond van de objectieve werking van het pleitbare standpunt bij opzet 177
4.3.4 De objectieve werking en de invulling van het opzetbegrip 180
4.3.5 Het huidige boetebeleid ten aanzien van het pleitbare standpunt en de rechtsontwikkeling 181
4.4 De huidige invloed van het pleitbare standpunt in het fiscale strafrecht 182
4.4.1 Het pleitbare standpunt als verweer tegen het bewijs van het subjectieve bestanddeel 182
4.4.2 De beoordeling van het pleitbaar standpunt verweer in de fiscale strafjurisprudentie 183
4.4.2.1 Behandeling van het pleitbaar standpunt verweer door de strafkamer van de Hoge Raad 184
4.4.2.2 Uitwerking van de pleitbaar standpunt jurisprudentie van de strafkamer van de Hoge Raad 186
4.4.2.3 Behandeling van het pleitbaar standpunt verweer door de strafrechter in feitelijke instantie 188
4.5 Het pleitbare standpunt bij verzuimboetes 191
4.5.1 Het pleitbare standpunt en objectieve werking 191
4.5.2 De objectieve werking van het pleitbare standpunt en de invulling van afwezigheid van alle schuld 193
4.6 Het pleitbare standpunt, kwade trouw en de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld 194
4.6.1 Het pleitbare standpunt en kwade trouw 195
4.6.1.1 Het pleitbare standpunt als verweer tegen het bewijs van kwade trouw 195
4.6.1.2 De objectieve werking van het pleitbare standpunt en de invulling van het begrip kwade trouw 197
4.6.2 Het pleitbare standpunt en de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld 197
4.6.2.1 Het pleitbare standpunt als verweer tegen het bewijs van de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld 197
4.6.2.2 De objectieve werking van het pleitbare standpunt en de invulling van de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld 198
4.7 Afsluiting 199
HOOFDSTUK 5
Naar een passende invloed van het pleitbare standpunt 203
5.1 Inleiding 203
5.2 HR 11 juli 1984: het eerste pleitbaar standpunt arrest 204
5.3 De rechtshistorische achtergrond waartegen de pleitbaar standpunt jurisprudentie in het fiscale boeterecht is opgekomen 206
5.3.1 De conclusie van A-G Van Soest voorafgaand aan HR 11 juli 1984 206
5.3.2 Aanwijzingen in het fiscale boeterecht van vóór de invoering van de AWR 206
5.3.2.1 De verhoging ter voorkoming van lichtvaardig procederen en de uitzondering bij verkeerde toepassing of schending van de wet 206
5.3.2.2 Kwijtschelding bij dwaling of onwillig verzuim 208
5.3.3 Aanwijzingen in het fiscale boeterecht vanaf de besluitenwetgeving 212
5.3.4 Afsluiting 216
5.4 De bijzondere rol van het pleitbare standpunt in het belastingrecht 216
5.4.1 De invloed van het pleitbare standpunt in het belastingrecht 216
5.4.2 De invloed van het pleitbare standpunt buiten het belastingrecht 218
5.5 Principes die aan de opkomst en invloed van het pleitbare standpunt in het belastingrecht ten grondslag kunnen worden gelegd 219
5.5.1 De erkenning van de positie waarin de belastingplichtige ongevraagd is gebracht 220
5.5.2 De vrijheid van een belastingplichtige om de eigen interpretatie en toepassing van het recht aan de belastingrechter voor te leggen 221
5.5.3 De vrijheid van een belastingplichtige om de eigen – voor hem gunstigste – interpretatie en toepassing van het belastingrecht te volgen 223
5.5.4 Rechtvaardiging voor de opkomst en invloed van het pleitbare standpunt in het fiscale boete- en strafrecht 226
5.5.5 Opkomst van het pleitbare standpunt en het lex certa beginsel 228
5.6 Het pleitbare standpunt buiten Nederland 229
5.6.1 Het pleitbare standpunt in Duitsland 230
5.6.2 Het pleitbare standpunt in Oostenrijk 236
5.6.3 Het pleitbare standpunt in de Verenigde Staten 241
5.6.3.1 Het pleitbare standpunt in het fiscale boeterecht van de Verenigde Staten 242
5.6.3.2 Het pleitbare standpunt in het fiscale strafrecht van de Verenigde Staten 243
5.6.4 Afsluitende opmerkingen 247
5.7 Een passende invloed van het pleitbare standpunt op de mogelijkheden om te beboeten en te bestraffen 248
5.7.1 Straffeloosheid bij de vrijheid om de eigen interpretatie en toepassing van het recht te volgen 248
5.7.2 Straffeloosheid en meldplicht 250
5.8 Afsluiting 251
HOOFDSTUK 6
Voorstel voor een eenduidige behandeling van het pleitbaar standpunt verweer in het fiscale boete- en strafrecht 255
6.1 Inleiding 255
6.2 Uitgangspunten ten behoeve van een eenduidige behandeling 257
6.2.1 Uitgangspunt 1: voor de invulling van het opzetbegrip wordt in het fiscale boeterecht aansluiting gezocht bij het fiscale strafrecht 258
6.2.2 Uitgangspunt 2: het pleitbare standpunt heeft invloed op de strafwaardigheid van het doen van een onjuiste aangifte 259
6.2.3 Uitgangspunt 3: Het pleitbare standpunt heeft een passende invloed op de mogelijkheden om te beboeten en te bestraffen 260
6.3 Opzet en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt (1) 261
6.3.1 Situaties waarin niet bewust een pleitbaar standpunt is ingenomen 262
6.3.1.1 Geen standpunt op het oog, maar verondersteld dat de aangifte gewoonweg onjuist was 262
6.3.1.2 Standpunt op het oog, maar verondersteld dat het niet pleitbaar was 262
6.3.2 Situaties waarin bewust een pleitbaar standpunt is ingenomen 263
6.3.2.1 Standpunt op het oog, geweten dat het pleitbaar en daarmee mogelijk onjuist was en verondersteld dat het uiteindelijk onjuist zou zijn 263
6.3.2.2 Standpunt op het oog, geweten dat het pleitbaar en daarmee mogelijk onjuist was, maar verondersteld dat het uiteindelijk juist zou zijn 264
6.3.3 Voorwaardelijk opzet bij een bewust ingenomen pleitbaar standpunt? 265
6.4 Situaties waarin het passend is dat het pleitbare standpunt tot straffeloosheid leidt (2) 265
6.4.1 Geen straffeloosheid als de belastingplichtige heeft verondersteld dat hij een onjuiste aangifte deed 266
6.4.2 Straffeloosheid als de belastingplichtige heeft verondersteld dat zijn standpunt pleitbaar was 267
6.5 Twee mogelijkheden om straffeloosheid te bereiken (3) 269
6.5.1 Aparte invulling aanvaardingsvereiste bij een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 269
6.5.1.1 Praktische uitwerking 270
6.5.2 Het naar objectieve maatstaven pleitbare standpunt als onderdeel van een strafuitsluitingsgrond 272
6.5.2.1 Praktische uitwerking 273
6.5.3 Afsluiting 274
6.6 Het pleitbare standpunt en grove schuld, verzuimboetes, kwade trouw en de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld 274
6.6.1 Grove schuld en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 275
6.6.2 Verzuimboetes en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 277
6.6.3 Kwade trouw, de voor omkering van de bewijslast benodigde schuld en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 279
6.6.3.1 Kwade trouw en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 279
6.6.3.2 De voor omkering van de bewijslast benodigde schuld en een naar objectieve maatstaven pleitbaar standpunt 280
6.7 De vaststelling van opzet en grove schuld als het naar objectieve maatstaven pleitbare standpunt ontbreekt 281
6.8 Afsluiting 283
Samenvatting 289
Summary 295
Zusammenfassung 301
Geraadpleegde literatuur 307
Aangehaalde jurisprudentie 323
Trefwoordenregister 341
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan