Fun en zingeving, dat zijn de kernwoorden voor het bedrijf van de toekomst. Of het dan nog een bedrijf moet heten, is de vraag. Het lijkt in ieder geval niet helemaal op het bedrijf dat we van de vorige eeuw kennen. Er wordt arbeid tegen betaling verricht, dat wel. Maar er wordt vooral gespeeld, gehobbyd, gesport en gestreden. Het succesvolle bedrijf van vandaag en morgen is daarom vooral een sport-, spel- of hobbyorganisatie. Organisaties die succesvol willen overleven moeten meesters worden in het vermaken en in het zingeven. Twee nieuwe doelen die beslist nog niet standaard in het vocabulaire van elke onderneming aanwezig zijn. Een klassiek winstmaximaliserend bedrijf kan niet ontkomen aan de vraag hoe het goede werknemers aan zich kan binden. Hoe denkt zo'n bedrijf werknemers te verleiden? Hogere lonen zijn niet het antwoord. Leuke dingen voor de mensen doen dan? Prima, maar bedenk dat de slimme medewerkers van vandaag het snel door zullen hebben als de achterliggende intenties niet oprecht zijn. Werknemers zoeken binnen bedrijven naar een emotionele meerwaarde, naar iets bijzonders, naar een vorm van zingeving. Via je werk moet je (denken) een ander of beter mens (te) kunnen worden, het bedrijf moet mensen kunnen transformeren. Naast de aloude strijd om een hoger salaris, gaan binnen bedrijven vermaak en cultuur een steeds grotere rol spelen. Winstdoelstelling of niet, aandeelhouders of niet. Strijd moet maar slachtoffers mogen niet Genetisch zitten we als mensen zo in elkaar dat we willen overleven. De strijd zit letterlijk in ons, de strijd heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn: overwinnaars. We willen ons onderscheiden van de massa, we willen beter zijn dan de rest, we willen waardering krijgen van anderen en respect afdwingen. Een egalitaire organisatie waarin iedereen gelijk is, biedt geen ruimte voor prestatiedrang en kan daardoor niet de prikkels bieden die nodig zijn voor het leveren van kwaliteit. Het eindeloze najagen van een hogere positie in de maatschappelijke pikorde is volgens vele auteurs de motor achter technologische ontwikkeling en economische groei. Maar in de strijd onderscheidt de mens zich niet van de rest van de natuur. Alles wat onderscheidend is aan de mens als soort kunnen we vangen onder het containerbegrip 'cultuur'. In die menselijke cultuur vinden we het niet gepast, sociaal ongewenst, dat de verschillen in bijvoorbeeld beloning tussen mensen te groot worden. Je mag best beter zijn dan de rest, maar daar moet je niet mee te koop lopen. In onze maatschappij, in onze cultuur, is eigenlijk geen plaats meer voor de ouderwetse en bloederige strijd waar we uit zijn voortgekomen. Maar feit blijft dat we niet zonder strijd kunnen. Onze cultuur zoekt daarom voortdurend naar nieuwe manieren om te kunnen laten zien dat we beter zijn dan de rest. Vroeger kon je je nog heerlijk uitleven in het geloof, de wetenschap en de politiek, tegenwoordig doen we dat steeds meer in bedrijfsleven, kunst, sport en hobby. Waarom kruipen mannen, het zijn altijd mannen!, nachtenlang in alle eenzaamheid met hun soldeerbout over de grond om hun zelfbouwversterker te optimaliseren? Waarom barst Nederland van de zolderkamers waar de heer des huizes zich mag uitleven op het binnenloodsen van zijn miniatuurlocomotiefje in zijn miniatuurstationnetje? Waarom hebben mensen er kapitalen voor over om te kunnen bergbeklimmen, parasailen en bungyjumpen? Audiofilosoof Harvey Rosenberg: 'Our sexuality is the engine of civilization. Mother nature made us the horniest creature of the face of Her Earth which gives us the potential of transforming our sexuality into the desire to build cathedrals of home audio systems' (zie www.meta-gizmo.com). Een modern bedrijf moet plaats bieden aan zowel strijd als cultuur, het moet zich gedragen als een verzameling stamleden met eigen rituelen, mythen en legenden. Het mooie van clubs en stammen, of het nu gaat om een sportclub, een verzameling audiofielen of om een club postzegelverzamelaars, is dat er gepresteerd moet worden terwijl het toch vermakelijk en ontspannend blijft. Het bedrijf als een sportclub Een 'sportbedrijf' heeft niet zozeer het doel al zijn concurrenten uit de schakelen, maar heeft juist goede concurrenten nodig om een spannend product of een boeiende dienst te kunnen maken. Als het alleen om de winst ging, was het allemaal veel simpeler. Het gaat ook om de kick, om beter te zijn dan de rest, maar dan wel in het besef dat de ander er nog is om jouw superioriteit te kunnen aanschouwen. En met die ander wil je ook gewoon je biertje blijven drinken. In een sportbedrijf is er een competitie met winnaars en verliezers. In een moderne cultuuronderneming kun je een kleine gemeenschap creëren die het beter dan de rest wil en moet doen. Zo is er de benodigde spanning, de benodigde strijd, maar met een sportief karakter. Een puur competitief en winstmaximaliserend bedrijf waar ieder voor zich werkt, heeft niets gemeenschappelijks. Het is een uitgekleed bedrijf, het is een bedrijf dat geen antwoord kan geven op de vraag waarom het er is, het is niet meer dan een plek om geld te verdienen, een plek waar je een 'goede' regeling kunt bedingen, een plek zonder spanning, zonder vermaak. Maar met de introductie van een cultuur, een eigen identiteit, gedeelde waarden en normen, is er weer iets om je druk over te maken. Je kunt het samen beter doen dan de rest. Cultuur is nodig om te voorkomen dat je een bedrijf krijgt vol met laatste mensen, die nergens meer warm voor lopen. Een bedrijf heeft daarmee de taak om een microkosmos te scheppen die iets van die ouderwetse oorlog in ere hersteld. Een oorlog zonder bloedvergieten ditmaal. Het schrijven van een businessplan is dan eigenlijk een ritueel van de stam werkenden. Een ritueel overigens dat absoluut zijn nuttige rol heeft, het voetbal kent immers ook zijn spelregels. Een aardige bijkomstigheid is dat we in ons spel om beter te zijn dan de rest, ondertussen steeds mooiere, betere en slimmere producten maken. Maar hoewel allemaal speels en ontspannen, het gaat nog steeds voornamelijk om winnen en om economische groei. Er moet nog iets meer zijn, iets hogers. Je brengt een flink deel van je leven door in je werkkring en dus moet het werk er wel toe doen, het moet zin geven. Hier doet zich een interessant verschijnsel voor. Het sociale kapitaal in de maatschappij neemt volgens sommigen af. Mensen zijn meer op zichzelf en hun eigen welbevinden gericht. Het sociale kapitaal is de lijm van de samenleving. Denk aan de bereidheid van mensen om zich belangeloos in te zetten voor hun buurt, een politieke partij of de kerk. Maar het zou wel eens zo kunnen zijn dat het sociale kapitaal, waar we inderdaad niet zonder kunnen, verschuift van de samenleving, zeg maar het publieke domein, naar de bedrijven zelf, naar het private domein. Moderne bedrijven worden de redders van ons sociaal kapitaal. Het domein waar bedrijven zich mee bemoeien wordt steeds ruimer. Bedrijven organiseren acties voor het goede doel, werken actief aan een beter milieu en subsidiëren de kunsten. Althans dat willen ze ons graag doen geloven. Werknemers als artiesten In een hobbyclub is de organisatie er voor de leden en niet andersom. Het bestuur van de hobbyclub doet haar werk in opdracht van haar leden. Het is echt niet meer zo'n grote stap naar de situatie dat een verzameling werknemers op zoek gaat naar een directie die bereid is tegen betaling te zorgen voor vermaak en voor zingeving. De rollen zijn dan omgedraaid, de werknemers zijn ondernemers geworden, de directie is werknemer geworden. Feitelijk is dit de filosofie achter het personeelsmodel van de Rotterdamse Flex Group Nederland. Je meldt je als ondernemende werknemer aan en geeft je 'directie' opdracht voor x weken werk te zoeken tegen een bepaald uurtarief. De directie is hier een soort klussenbus, ze nemen de verplichting op zich om voor jou leuk en zinnig werk te zoeken en in opdracht van jou een zo hoog mogelijk uurtarief uit te onderhandelen. In ruil hiervoor krijgt de directie voor elke gulden die jij verdient een kwartje. Sommige ondernemende werknemers verdienen nu in een half jaar meer dan daarvoor in een heel jaar. Vakanties opnemen naar eigen inzicht is nu geen enkel probleem meer, je bent het immers zelf die de vakantie betaalt. Popartiesten werken overigens al tijden met dit concept. Zij huren de manager in die hun belangen het best dient en ontslaan hem ook weer als dat zo uitkomt. Het eigen ondernemerschap lijkt inmiddels het hoogst bereikbare geworden, het is cool om je eigen toko te runnen. In de praktijk ligt het, zoals altijd, allemaal wat genuanceerder. Het ondernemersmodel is eenvoudigweg niet voor iedereen weggelegd. Bovendien weten de echt 'wijze' mensen dat het vrije ondernemersschap met al haar beloften van rijkdom, vrijheid en zelfontplooiing een grote truc is, een truc die alleen maar tot doel heeft ons nog harder te laten werken. Evolutiebioloog Geoffrey Miller geeft in zijn boek 'De parende geest' overigens een geheel nieuwe kijk op deze truc van de evolutie. Waarom heeft een pauw zo'n grote mooie maar volstrekt nutteloze staart? De mooie staart is een enorme handicap als de pauw voor een vijand moet vluchten. Volgens Miller laat een pauw met een onhandige staart aan zijn omgeving zien dat hij ook met een dergelijke handicap gemakkelijk kan overleven. De pauw moet 'overachieven' om indruk te maken op de meest aantrekkelijke vrouwtjes die voor zijn nageslacht zullen zorgen. Zo verklaart Miller waarom de meest nutteloze zaken uiteindelijk de grootste overlevingskans hebben. Zo verklaart Miller ook de eindeloze energie de we steken in rare sporten, het maken van kunst en het schrijven van boeken. Een geschreven boek is een nutteloos ornament, een handicap, dat laat zien hoe groot je overlevingswaarde echt is. Dat maakt pas indruk op het vrouwelijke geslacht. Een bedrijf dat veel doet aan goede doelen, dat het zich kan permitteren om verder te gaan dan de platte dagelijkse overleving, dat moet wel heel succesvol zijn. Elk succesvol bedrijf heeft haar eigen pauwenstaart. En zo is al dat uiterlijke vertoon toch nog ergens goed voor.
Over Rudy van Stratum
Dr. Rudy van Stratum is directeur van Stratum Strategie, www.stratumstrategie.nl. Hij is auteur van 'Nix is wat het lijkt' (Eburon 2001) en 'Alles mag als het maar kwaliteit heeft' (Etin Adviseurs 2000).