A.P.M.J. Vonken is universitair hoofddocent bij de vaksectie internationaal privaatrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Meer over A.P.M.J. VonkenAsser 10-I Algemeen deel IPR
Internationaal privaatrecht
Gebonden Nederlands 2023 3e druk 9789013173277Samenvatting
Deze uitgave vormt het enige actuele overzicht van de kernbegrippen en algemene leerstukken – zoals de kwalificatie, de voorvraag, de openbare orde-exceptie en de aanpassing - binnen het internationaal privaatrecht. Op diepgravende wijze maakt u kennis met deze kwesties van algemene aard, gevolgd door de rechtstheoretische grondslag van de in het IPR gehanteerde regels van conflictenrecht.
Het privaatrechtelijk rechtsverkeer vindt in toenemende mate grensoverschrijdend plaats. Daardoor bevatten steeds meer juridische problemen een internationale component - en dat komt niet zonder problemen. Het internationaal privaatrecht (IPR) beoogt oplossingen aan te reiken voor tal van dergelijke vraagstukken.
Grondige kennis van de typische IPR-onderwerpen en algemene leerstukken is hierbij onmisbaar. Asser 10-I Algemeen deel IPR biedt u hierbij een diepgravend overzicht. De uitgave behandelt voor deze onderwerpen, op integrale wijze, het gehele internationale privaatrecht, verhelderd met tal van voorbeelden uit het internationale personen-, familie- en erfrecht als het vermogens-, rechtspersonen- en insolventierecht.
Dit is het meest actuele en complete overzicht verkrijgbaar omtrent het IPR. De uitgave mag daarom niet ontbreken binnen de collecties van de rechter, advocaat, notaris, ambtenaar van de burgerlijke stand en de student die zich wenst te verdiepen in het IPR. Hiermee verschaft deze uitgave verbreding en verdieping; de rechtsvergelijking komt daarbij een prominente rol toe.
U krijgt inzicht in de actuele stand van zaken omtrent een breed scala aan IPR-kwesties van algemene aard: begripsvorming, rechtsbronnen, de relatie van het IPR tot het Unierecht, de structuur van de verwijzingsregel, kwesties van temporele aard, problemen van samenloop en van interpretatie. Ook passeert de rechtstheoretische grondslag van de meest gangbare verwijzingsprocedés de revue en worden een aantal algemene leerstukken van IPR besproken.
Een aantal van de in de vorige druk besproken onderwerpen is verder geactualiseerd en uitgediept.
Meer dan voorheen schenkt deze vernieuwde editie aandacht aan kwesties van internationaal procesrecht, zoals de belangen/beginselen die ten grondslag liggen aan de regels van het internationale bevoegdheidsrecht en het vraagstuk van de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen. Speciale aandacht krijgt in dit kader de kwestie van de erkenning van rechtsfeiten – bijvoorbeeld een huwelijk of afstammingsbetrekking - die zijn neergelegd in een buitenlandse, door een daartoe bevoegde autoriteit opgemaakte akte.
Specificaties
Lezersrecensies
Inhoudsopgave
Voorwoord bij de derde druk XIII
Enige afkortingen XLV
Lijst van verkort aangehaalde werken LI
Hoofdstuk 1 - Inleiding 1
1.1 Kerntaken van het internationaal privaatrecht 1
1.2 Nadere afbakening en invulling van de voornaamste deelgebieden 4
1.2.I Het internationale bevoegdheids- of jurisdictierecht 4
1.2.II Het conflictenrecht 6
1.2.III Het internationale erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht 8
1.2.IV Gerechtelijke en administratieve samenwerking 9
1.2.V Nadere omschrijving van het begrip ‘internationaal privaatrecht’ 11
1.3 Enkele aangrenzende rechtsgebieden 13
1.3.I Algemeen 13
1.3.II Het volkenrecht 14
1.3.III Het nationaliteitsrecht 19
1.3.IV Het vreemdelingenrecht 22
Hoofdstuk 2 - Algemene vraagstukken van IPR 27
2.1 Eenvormig en Europees privaatrecht 27
2.1.I Algemeen 27
2.1.II Verschillende typen van EPR-regelingen 28
2.1.III Autonome interpretatie van het EPR 32
2.1.IV De verhouding tussen het EPR en het IPR 35
2.1.V Europees privaatrecht 38
2.2 Het conflictenrecht nader beschouwd 41
2.2.I Uitgangspunt: toepasselijkheid van het eigen IPR 41
2.2.II Uitgangspunt: toepasselijkheid van het eigen procesrecht 42
2.2.III Aanpassing van het eigen Nederlandse procesrecht aan het krachtens Nederlandse IPR toepasselijke vreemde recht 44
2.2.IV Het coördineren van het eigen IPR met betrokken buitenlandse stelsels van IPR 49
2.2.V De relatie tussen materieel en formeel IPR 50
2.2.VI De relatie tussen het Unierecht en het IPR 52
2.3 Nadere begrenzingen van het conflictenrechtelijke onderwerp 64
2.3.I Het ‘privaatrecht’ 64
2.3.II Het onderscheid tussen nationale en internationale gevallen 65
2.4 Pluralisme van rechtsbronnen 73
2.4.I Inleiding 73
2.4.II De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht 75
2.4.III Regionale – Europese – organisaties 80
2.4.IV De Europese Unie 82
2.4.V Nationale wetgeving: Boek 10 BW 93
2.4.VI Streven naar coördinatie en synergie tussen rechtsbronnen 101
2.4.VII Voorrang van internationale en Europese IPRinstrumenten 108
2.5 Toepassingsgebied IPR-regelingen 110
2.5.I Inleiding 110
2.5.II Het materiële toepassingsgebied 111
2.5.III Het formele toepassingsgebied 113
2.5.IV Het temporele toepassingsgebied 119
2.5.V De gevolgen van de Brexit voor het internationaal privaatrecht 129
2.6 Problemen van samenloop 130
2.6.I Algemeen 130
2.6.II Enkele regels en beginselen die behulpzaam kunnen zijn bij de oplossing van samenloopproblemen met betrekking tot verdragen 131
2.6.III De verhouding van EU-instrumenten tot elkaar 135
2.6.IV Het beginsel van het primaat oftewel autonomie van het Unierecht ter zake van het internationaal privaatrecht 138
2.7 Interpretatiemethoden 144
2.7.I Algemeen 144
2.7.II Enkele algemene en specifieke interpretatiemethoden met betrekking tot het verdragenrecht 147
2.7.III Enkele interpretatiemethoden in het licht van het Unierecht 153
2.8 De verwijzingsregel 160
2.8.I Algemeen 160
2.8.II Enkele karakteristieken van de meerzijdige verwijzingsregel 162
2.8.III De structuur van de meerzijdige verwijzingsregel 164
2.9 Enkele onderwerpen van algemene aard 174
2.9.I Minderjarigheid en handelingsbekwaamheid 174
2.9.II Vormvoorschriften 188
2.9.III Bewijsrecht, bewijslast en wettelijke vermoedens 193
2.9.IV Verjaring 201
Hoofdstuk 3 - De rechtstheoretische grondslag van de verwijzingsregels 203
3.1 Inleiding 203
3.2 Het klassieke verwijzingsprocedé: het vinden van het op de rechtsverhouding ‘sterkst verbonden’ recht 205
3.2.I Algemeen 205
3.2.II Nadere concretisering van het ‘sterkst verbonden’ recht: de ontdekking van de ‘belangen’ 207
3.2.III Catalogus van belangen 209
3.2.IV Het belang van de hanteerbaarheid en de proceseconomie 214
3.2.V Het belang van de rechtszekerheid 215
3.2.VI Het belang van de interne beslissingsharmonie 217
3.2.VII Het belang van de internationale beslissingsharmonie 222
3.2.VIII Het belang van de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen 229
3.2.IX Materieelrechtelijke belangen in het kader van het klassieke verwijzingsprocedé 233
3.3 Doorwerking van regels van semipubliekrechtelijke aard in eenzijdige verwijzingsregels 238
3.4 Op het begunstigingsbeginsel gebaseerde verwijzingsregels 242
3.5 Doorwerking van regels van semipubliekrecht via voorrangsregels 247
3.6 De lex fori-benadering 248
3.6.I Algemeen 248
3.6.II Afbakening van de lex fori-benadering tot andere op de lex fori georiënteerde verwijzingsregelingen 249
3.6.III Enkele verwijzingsregelingen die gebaseerd zijn op de lex fori-benadering 250
3.7 Partijautonomie 255
3.7.I Inleiding 255
3.7.II De grondslag van de partijautonomie 257
3.7.III Onderwerpen ten aanzien waarvan de partijautonomie is toegestaan 260
3.7.IV Nadere afbakening van het recht dat partijen kunnen kiezen 262
3.7.V Uitoefening van de rechtskeuzebevoegdheid 270
3.7.VI Bijzondere beperkingen die gelden voor de rechtskeuze 283
3.7.VII Beperkingen van algemene aard 287
3.7.VIII Rechtskeuze met betrekking tot regelingen van nietstatelijk recht 289
3.7.IX Andere uitingen van de wil van partijen die invloed hebben op het toepasselijke recht 300
3.8 Materiële regels van IPR 304
3.9 Belangen en beginselen die ten grondslag liggen aan regels van internationaal bevoegdheidsrecht 308
3.9.I Beginselen/belangen internationaal bevoegdheidsrecht 308
3.9.II Het criterium van de ‘sterkste verbondenheid’ 312
3.9.III Op het beschermingsbeginsel gebaseerde bevoegdheidsgronden 322
3.9.IV Op het begunstigingsbeginsel gebaseerde bevoegdheidsregels 325
3.9.V De door de partijen aangewezen rechter 327
3.10 Enkele conclusies: van methodemonisme naar methodenpluralisme 328
Hoofdstuk 4 - Oorsprong en evolutie van de conflictenrechtelijke methoden 333
4.1 Inleiding 333
4.2 Personaliteitsbeginsel en territorialiteitsbeginsel 335
4.2.I Personaliteits- en territorialiteitsbeginsel 335
4.2.II Romeinse rijk 335
4.2.III Germaanse volksrechten 337
4.3 Oorsprong en evolutie van de statutentheorie 339
4.3.I Oorsprong van de statutentheorie: wetenschap 339
4.3.II Oorsprong van de statutentheorie: rechtspraktijk 343
4.3.III Evolutie van de statutentheorie 345
4.3.IV De Nederlandse comitas-doctrine 350
4.4 Het conflictenrechtelijk systeem van Savigny 353
4.4.I Persoon en betekenis in het algemeen 353
4.4.II De wetenschap van het IPR ten tijde van Von Savigny: Von Wächter en Story 354
4.4.III System des heutigen römischen Rechts, Band VIII (1849) 355
4.4.IV Copernicaanse omwenteling 357
4.5 De Amerikaanse conflictenrechtelijke revolutie 360
4.6 Het Savigniaanse systeem en het hedendaagse IPR 366
Hoofdstuk 5 - Kwalificatie 371
5.1 Inleiding 371
5.2 De rol van kwalificatie bij de toepassing van de verwijzingsregel 376
5.2.I Algemeen 376
5.2.II Identificatie van de rechtsverhouding: aanduiding van het kwalificatieobject (fase I) 377
5.2.III Interpretatie van het in de verwijzingscategorie gehanteerde begrip (fase II) 379
5.2.IV Subsumptie van de rechtsverhouding (fase III): primaire kwalificatie 380
5.2.V Identificatie van de toepasselijke regels van de lex causae: secundaire kwalificatie (fase IV) 381
5.3 Het kwalificatiestatuut 382
5.3.I Algemeen 382
5.3.II Kwalificatie volgens de – verruimde – lex fori 383
5.3.III Kwalificatie volgens de lex causae 385
5.3.IV Rechtsvergelijkende of autonome kwalificatie 388
Hoofdstuk 6 - Toepassing van de verwijzingsregel en het aangewezen buitenlandse recht 391
6.1 Ambtshalve toepassing van conflictenrecht en buitenlands recht 391
6.1.I Algemeen 391
6.1.II De grenzen van het procesrecht 394
6.1.III Leer van het facultatieve conflictenrecht en de lex fori 396
6.1.IV De antikiesregel 400
6.2 Vaststelling van buitenlands recht 401
6.2.I Algemeen 401
6.2.II Toepassing en opsporing van buitenlands recht 402
6.2.III Toetsing van de toepassing van buitenlands recht in cassatie 404
6.3 Toepassing van surrogaatrecht 405
Hoofdstuk 7 - Tweefasen-IPR en assimilatie 407
7.1 Algemeen 407
7.2 Het tweefasen-IPR 408
7.2.I Algemeen 408
7.2.II De Nederlandse rechtspraak 409
7.2.III Het tweefasen-IPR in internationale en Europese regelgeving 411
7.3 Het leerstuk van de assimilatie 412
7.3.I Algemeen 412
7.3.II Noodzaak van inschikkelijkheid 414
7.3.III Enkele criteria voor assimilatie 415
Hoofdstuk 8 - Aanpassing 421
8.1 Algemeen 421
8.2 Enkele aanpassingstechnieken 424
Hoofdstuk 9 - Correctiemechanismen 429
9.1 Exceptieclausules 429
9.1.I De ratio van de exceptieclausule 429
9.1.II Het onderscheid tussen bijzondere en algemene exceptieclausules 430
9.1.III Conflictenrechtelijke en materieelrechtelijke exceptieclausules 432
9.1.IV De conflictenrechtelijke exceptieclausule – toegespitst op art. 8 Boek 10 BW 434
9.1.V Toepassingscriteria bij de conflictenrechtelijke exceptieclausule 443
9.1.VI Wenselijkheid materieelrechtelijke exceptieclausule 449
9.1.VII De exceptieclausule in internationale regelingen 454
9.1.VIII De exceptieclausule en de vaststelling van de rechtsmacht 455
9.2 Accessoire aanknoping 461
9.2.I Inleiding 461
9.2.II De conflictenrechtelijke onderbouwing van de accessoire aanknoping 462
9.2.III De verschillende vormen van accessoire aanknoping 464
9.2.IV Vereisten voor toepassing van accessoire aanknoping 467
9.2.V Accessoire aanknoping in omgekeerde richting 473
9.3 De fait accompli-exceptie 474
9.3.I Inleidende opmerkingen 474
9.3.II De aard van de feiten waaraan rechtsgevolgen toekomen 477
9.3.III Vier – cumulatief – gestelde voorwaarden 477
9.4 De wetsontduiking 482
9.4.I Algemeen 482
9.4.II Een vrijwillige handeling 484
9.4.III Animus fraudandi 485
9.4.IV Gevallen van simulatie 488
9.4.V De gevolgen van wetsontduiking 488
9.4.VI Middelen ter voorkoming van wetsontduiking 489
9.4.VII Restrictieve toepassing 492
9.5 De openbare orde-exceptie 494
9.5.I De functie van de openbare orde 494
9.5.II Toetsingscriteria met betrekking tot de openbare orde-exceptie 499
9.5.III Ambtshalve toepassing van openbare orde-exceptie 509
9.5.IV Nadere invulling van de openbare orde 510
9.5.V Indirecte of rechtstreekse toetsing aan fundamentele beginselen van internationaal recht – meer speciaal de mensenrechten en de beginselen van het Unierecht 523
9.5.VI De vaststelling van de gevolgen van strijd met de openbare orde 527
9.5.VII De openbare orde-exceptie in Europese regelingen 531
Hoofdstuk 10 - Coördinatie tussen het eigen IPR en buitenlandse stelsels van IPR 535
10.1 Het vraagstuk van de conflits de systèmes 535
10.2 Renvoi 537
10.2.I Algemeen 537
10.2.II Enkele voor- en nadelen van het renvoi 539
10.2.III Geringe praktische betekenis van het renvoi 541
10.2.IV Hoofdregel: afwijzing van het renvoi 542
10.3 Het fait accompli-beginsel 543
10.3.I Algemeen 543
10.3.II De fait accompli-gedachte van Meijers en de weerklank daarvan in art. 21 EW Benelux (1969) en de doctrine 544
10.3.III Geen unanimiteit van de betrokken vreemde IPR-stelsels 546
10.3.IV De aanvankelijk puur interne rechtsverhouding of rechtssituatie 547
10.3.V De grens tussen de al dan niet betrokkenheid van de Nederlandse rechtsorde 548
10.3.VI De instroming van het fait accompli-beginsel op het conflictenrecht 550
10.4 Op het afstemmingsbeginsel gebaseerde internationale regelingen 551
10.5 Het terugtreden van het eigen conflictenrecht voor een processuele erkenningsregeling bij elders tot stand gekomen rechterlijke beslissingen en bepaalde rechtsfeiten 554
10.5.I Algemeen 554
10.5.II Uitzonderingen op de conflictenrechtelijke toets 555
10.5.III Rechtvaardiging voor de uitzonderingen op het uitgangspunt dat het eigen conflictenrecht bepaalt of een elders tot stand gekomen rechtsfeit/rechtshandeling hier te lande als rechtsgeldig kan worden erkend 566
10.5.IV Weigeringsgronden inzake buitenlandse rechterlijke beslissingen, rechtsfeiten/rechtshandelingen die in een buitenlandse akte zijn neergelegd 570
10.5.V Weigeringsgronden inzake buitenlandse rechtsfeiten/rechtshandelingen die niet in een akte zijn neergelegd 583
10.5.VI Van een processuele toets naar afschaffing van het exequatur in het Europese procesrecht 584
10.6 Voorvraag 587
10.6.I Duiding van het probleem 587
10.6.II Nadere afgrenzing van de voorvraag 589
10.6.III Onderbouwing afhankelijke aanknoping voorvraag 593
10.6.IV De zelfstandige aanknoping van de voorvraag 594
10.6.V Afweging en tussenbalans 596
10.6.VI Zelfstandige aanknoping van voorvraag als hoofdregel 598
10.6.VII Mogelijke uitzonderingenuitzonderingen op de zelfstandige aanknoping van de voorvraag 599
10.6.VIII De voorvraag in verdragen en verordeningen 604
10.6.IX De prealabele vraag in het kader van de toepassing van een erkenningsregeling 606
10.7 Näherberechtigung en verrekening 608
10.7.I Algemeen 608
10.7.II De aard van de erkenning 610
10.7.III Verrekening 611
10.7.IV Eigen standpuntbepaling met betrekking tot de verrekening 612
Hoofdstuk 11 - Voorrangsregels 615
11.1 Het onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht 615
11.2 Het verschijnsel van de ‘voorrangsregels’ 616
11.3 Het tweesporige karakter van het conflictenrecht 620
11.4 De scope rule of reikwijdteregel 621
11.5 De identificatie van de voorrangsregels 623
11.5.I Algemeen 623
11.5.II Nadere invulling van het begrip voorrangsregels 624
11.5.III Terughoudendheid bij het bestempelen van bepalingen als voorrangsregels 626
11.6 Voorrangsregels en internationale regelingen 630
11.7 Voorrangsregels van de lex fori en hun scope rule 633
11.7.I Algemeen 633
11.7.II Voorbeelden Nederlandse voorrangsregels 634
11.8 Buitenlandse voorrangsregels 649
11.8.I Algemeen 649
11.8.II Enkele argumenten pro en contra het toekennen van gevolg aan voorrangsregels van vreemde staten 650
11.8.III De werking van art. 10:7 lid 3 BW 652
11.8.IV Voorrangsregels van het op de rechtsverhouding toepasselijke recht 655
11.8.V Toepasselijkheid van buitenlandse voorrangsregels 656
11.9 Het Unierecht en voorrangsregels 662
11.9.I Overeenstemming van voorrangsregels met het Unierecht 663
11.9.II Dwingende bepalingen van Unierechtelijke oorsprong in richtlijnen 666
Hoofdstuk 12 - Interregionaal privaatrecht 679
12.1 Inleiding 679
12.2 Rechtsverscheidenheid binnen het Koninkrijk der Nederlanden 682
12.3 Interregionaal bevoegdheidsrecht 689
12.4 Interregionaal conflictenrecht 691
12.5 Interregionale erkenning en tenuitvoerlegging 692
12.6 Interregionale betekening 695
Zakenregister 699
Wetsartikelenregister 709
Jurisprudentieregister 729
Transponeringstabel 743
Rubrieken
- advisering
- algemeen management
- coaching en trainen
- communicatie en media
- economie
- financieel management
- inkoop en logistiek
- internet en social media
- it-management / ict
- juridisch
- leiderschap
- marketing
- mens en maatschappij
- non-profit
- ondernemen
- organisatiekunde
- personal finance
- personeelsmanagement
- persoonlijke effectiviteit
- projectmanagement
- psychologie
- reclame en verkoop
- strategisch management
- verandermanagement
- werk en loopbaan