Voor- en tegenstanders van wat ‘de afschaffing van het ambtenarenrecht’ genoemd werd, stonden lijnrecht tegenover elkaar. De ambtenarenvakbonden spanden zelfs een kort geding aan tegen de Staat om te proberen de normaliseringswet tegen te houden.
In mijn boek Het nieuwe ambtenarenrecht zet ik uiteen waarom de normalisering juist een zegen is voor de overheid. Door het verlies van zijn bestuursrechtelijke karakter zal het nieuwe ambtenarenrecht enorm aan juridisch gehalte verliezen en dientengevolge een veel hoger conflict oplossend vermogen hebben. Althans in potentie, want vanuit de huidige gejuridiseerde arbeidsverhoudingen zal de overheid een heuse cultuuromslag nodig hebben om de vruchten daarvan te kunnen plukken.
Als meest specifieke thema beschrijf ik waarom de normalisering het ambtenarenrecht niet afschaft, maar juist het nieuwe ambtenarenrecht introduceert en wat de juridische kenmerken daarvan zijn.
In het centrale deel van mijn boek worden de leerstukken van het verdwijnende publiekrechtelijke ambtenarenrecht en het nieuwe privaatrechtelijke ambtenarenrecht naast elkaar geplaatst. Ambtelijke aanstellingen worden arbeidsovereenkomsten, rechtspositionele voorschriften worden echte cao’s gebaseerd op echt cao-overleg, de bestuursrechter maakt plaats voor de burgerlijke rechter en de Algemene wet bestuursrecht voor het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het ambtenarentuchtrecht verandert enorm van karakter, terwijl er anderzijds wel een specifieke Ambtenarenwet blijft bestaan. En dit is nog maar het tipje van de sluier van alle arbeidsrechtelijke veranderingen waarmee de overheid nu geconfronteerd wordt.
De wetgever heeft in deze wet een aantal steken laten vallen die met aanpassingswetgeving moeten worden gerepareerd. Deze gaten heb ik opgespoord en van verbetersuggesties voorzien.
De bedoeling van de normalisering was ook om één arbeidsrechtelijk regime voor heel in loondienst werkend Nederland te laten gelden: het arbeidsrecht van de marktsector. Dat is niet gelukt. De overheidssectoren rechterlijke macht, defensie en politie zijn om verschillende juridische redenen door de wetgever van de normalisering uitgezonderd. In mijn boek zet ik uiteen dat er juridisch geen dwingende redenen bestonden om deze drie sectoren van de normalisering uit te zonderen. De normalisering voor ook deze drie overheidssectoren kan met aanvullende wetgeving dus alsnog worden gerealiseerd.
Arbeidsjuristen, HR-professionals en managers binnen de overheid kunnen met Het nieuwe ambtenarenrecht de arbeidsrechtelijke veranderingen als gevolg van de normalisering eenvoudig naar hun dagelijkse praktijk vertalen. Vakbondsonderhandelaars treffen een visie aan op cao-onderhandelingen binnen de overheid. Advocaten en andere adviseurs kunnen zich scherpen in het nieuwe ambtenarenrecht. Wetgevingsjuristen en politici die met de komende aanpassingswetgeving aan de slag moeten, zullen baat hebben bij de in mijn boek opgenomen analyses en verbetersuggesties.
Het nieuwe ambtenarenrecht is echter vooral bedoeld als krachtig pleidooi aan de publieke sector om het nieuwe ambtenarenrecht te omarmen als een conflictoplossend arbeidsrecht waarin het gezonde verstand zegeviert. Waardoor de overheid de vaak zure en tot op het bot gejuridiseerde ambtelijke verhoudingen van het verleden, voorgoed achter zich kan laten.
Mijn toekomstvisie op het nieuwe ambtenarenrecht loopt als een rode draad door het hele boek.
mr. A.J.M. (Ed) van Meer is partner en senior juridisch adviseur bij Van Kleef & Partners, het juridisch adviesbureau van de publieke sector. Hij houdt zich al meer dan een kwart eeuw gepassioneerd bezig met het arbeidsrecht van de publieke sector vanuit diverse functies, waaronder die van vakbondsjurist, overheidsjurist en advocaat. Via de VK&P Juridische Classroom verzorgt hij tal van trainingen en lezingen op ambtenarenrechtelijk gebied. Een publicatie van zijn hand over de ‘normalisering’ haalde de parlementaire stukken. Hij is de auteur van Het nieuwe ambtenarenrecht.
Over Jacques Dijkgraaf
Jacques Dijkgraaf is werkzaam in de rechtshulpverlening. Eerst als juridisch adviseur bij het Bureau voor Rechtshulp en daarna bij twee vakorganisaties voor ambtenaren en onderwijspersoneel. Sinds februari 2001 is hij werkzaam als advocaat. Hij is tevens voorzitter van de Landelijke geschillencommissie passend onderwijs.