Het rommelt binnen de New York Times. Hoewel het aantal abonnementen al jaren toeneemt is de doorsnee werknemer er nauwelijks op vooruitgegaan, reden voor 1100 leden van de newsroom om begin december voor één dag het werk neer te leggen. Een staking van deze omvang is bij de gray lady sinds eind jaren zeventig niet meer voorgekomen, maar de kloof tussen het loon van journalisten en de miljoenensalarissen van het topmanagement is volgens de betrokken vakbond dan ook alle perken te buiten gegaan. De gewraakte compensatiestructuur zou volgens New York Times-onderzoeksjournalisten Walt Bogdanich en Michael Forsythe zo maar uit de koker van McKinsey kunnen komen. Beknibbelen op personeelskosten om de winst op te krikken is iets wat het adviesbureau al jaren predikt, en het is bekend dat de firma ook een relatie heeft met de Times. ‘Het zou me niet verbazen’, zegt Bogdanich in het glanzende hoofdkantoor op een steenworp van Times Square, het wereldberoemde plein dat zijn naam aan de krant te danken heeft. Om eraan toe te voegen dat McKinsey in ieder geval de toon heeft gezet, want wat the firm adviseert, verspreidt zich vroeg of laat naar álle bedrijven. ‘Mensen binnen de organisatie noemen zichzelf een katalysator’, voegt Forsythe toe. ‘En dan niet in de positieve betekenis van het woord.’
Huurlingenleger
In De macht van McKinsey laten Forsythe en Bogdanich zien hoe ver die invloed reikt. Uit het boek rijst een beeld op van een organisatie die opereert als een huurlingenleger, en zich daarbij niet zozeer immoreel, alswel amoreel gedraagt. Zo corrumpeerde de firma de Amerikaanse verzekeringsindustrie door marktleider AllState te adviseren om schadeclaims zo min mogelijk uit te betalen, omdat elke uitgekeerde polis negatief zou uitpakken voor het bedrijfsresultaat. In het Amerika van president Trump assisteerde McKinsey de vreemdelingen-opsporingsdienst ICE bij het scheiden van migrantenkinderen van hun ouders, een praktijk die door partners werd verdedigd met de uitspraak: ‘we maken geen beleid, we voeren het uit.’ En in China hielp het adviesbureau de overheid bij de militarisering van de Zuid-Chinese Zee, ook al ging het daarmee recht in tegen het nationale veiligheidsbelang van de Verenigde Staten.
Bogdanich haast zich om te benadrukken dat niet alles wat McKinsey doet slecht is, en dat de firma zich bijvoorbeeld ook inspant voor non-profits. ‘Het gebeurt alleen te weinig. Consultants vragen ons regelmatig waarom we ons alleen maar richten op het negatieve, terwijl ze ook zoveel goede dingen doen. Nou, om dezelfde reden als waarom we aandacht besteden aan een vliegtuigongeluk. We schrijven niet over toestellen die in de lucht blijven, maar over vluchten waarbij mensen sterven of gewond raken. En er is een hoop pijn in de wereld die door McKinsey is veroorzaakt.’
Onzekere overpresteerders
Dat zeggen ook voormalig medewerkers, van wie een aantal als bron voor het boek heeft gediend. Vaak gaat het hierbij om jonge honden die zich volgens Forsythe uit idealisme tot de advieswereld hebben bekeerd. Werken voor McKinsey wordt namelijk verkocht als een kans om een positieve impact te maken, bijvoorbeeld door te helpen bij het verstrekken van vaccins in Afrika, of te werken aan een schoner milieu. Wat ze daarbij niet beseffen is dat er een wezenlijk verschil is tussen woorden en daden, aldus Forsythe. ‘Als je afgaat op wat ze zeggen lijkt McKinsey het groenste bedrijf ter wereld. Maar tegelijkertijd helpt het mijnbouwbedrijven om meer kolen uit de grond te halen, en oliemaatschappijen om efficiënter te produceren.’
Tegen de tijd dat die realiteit tot doordringt zijn veel beginnende werknemers al gewend aan het geprivilegieerde McKinsey-bestaan, waarin startsalarissen van rond de twee ton geen uitzondering zijn. Adviseurs opereren bovendien vanuit de wetenschap dat ze deel uitmaken van een uiterst select gezelschap: uit meer dan 200.000 sollicitanten per jaar wordt slechts één tot twee procent aangenomen. Forsythe: ‘De ideale kandidaat, en ik zeg dit zonder een zweem van ironie, is de onzekere overpresteerder die na een studie aan een topuniversiteit als Harvard, Stanford of Yale voor een net zo prestigieuze naam in het bedrijfsleven wil werken. Mensen die hun ouders trots hebben gemaakt, maar nog niet precies weten wat ze met de rest van hun leven willen doen. Per slot van rekening groeit niemand op met de droom om een managementconsultant te worden.’
Race naar de top
De morele neergang van wat de Financial Times in 2011 nog het ‘meest gerespecteerde en verhevenste adviesbureau ter wereld’ noemde was volgens de auteurs een geleidelijk proces. De contouren daarvan werden zichtbaar in de jaren vijftig, toen toenmalig McKinsey-baas Arch Patton door General Motors werd ingehuurd om te onderzoeken of de lonen van het personeel niet te snel stegen in vergelijking met de salarissen aan de top. Bogdanich: ‘Werken in een autofabriek verschafte toen nog toegang tot de middenklasse, waarbij baangarantie hand in hand ging met uitstekende secundaire arbeidsvoorwaarden. Autobonzen die dat aanzagen begonnen zich af te vragen of zij zichzelf in dit systeem niet tekort deden. Daarop ging McKinsey allerlei manieren verzinnen waarmee zij hun compensatie verder konden opschroeven.’ Forsythe: ‘En toen bestuurders van andere industrieën daar lucht van kregen wilden zij dat óók, al was het maar alleen om te voorkomen dat hun eigen sector als minderwaardig zou worden gezien.’
Dit leidde volgens de auteurs tot een race naar de bodem, of liever, naar de top: waar de doorsnee Amerikaanse CEO in 1950 nog 20 keer meer verdiende dan een productiearbeider, was dat in 2020 al gegroeid tot een factor 351. Bogdanich: ‘Ik wil niet zeggen dat McKinsey als enige verantwoordelijk is voor de inkomensongelijkheid die het land nu verscheurt. Maar de firma geeft bedrijven wel een schild om achter te schuilen, en de rechtvaardiging om maatregelen te nemen die alleen het bestuur en aandeelhouders ten goede komen.’
De financialisering van de Amerikaanse economie zette ook druk op McKinseys eigen ondernemingsmodel. Forsythe: ‘In 1980 verdiende de best betaalde bankier in de Verenigde Staten nog 700.000 dollar per jaar. Kun je nagaan, dat was zeven jaar voordat de film Wall Street de term greed is good muntte en mensen in de sector al miljoenen binnenharkten. McKinsey-consultants zagen die salarissen en wilden daar niet bij achterblijven. Expansie werd een kwestie van feed the beast, een niet aflatende zoektocht om nog meer geld te verdienen.’
Grens overschreden
Desondanks heeft het notoir gesloten McKinsey nog lange tijd onder de radar kunnen opereren. Het viel bijvoorbeeld weinig mensen op dat de firma betrokken was bij de implosie van Enron, de Texaanse energiereus die begin deze eeuw na een miljardenfraude failliet ging en daarbij het gerenommeerde accountantsbedrijf Arthur Andersen in zijn val meesleurde. Die relatieve onzichtbaarheid verdween echter toen McKinsey’s participatie in Amerika’s opioïdencrisis naar buiten kwam. Het bleek dat de firma het farmaceutische bedrijf Purdue jarenlang had bijgestaan bij de agressieve marketingcampagne rondom oxycontin, een uiterst verslavende pijnstiller die de afgelopen twee decennia honderdduizenden sterfgevallen heeft veroorzaakt. En niet alleen dat: het adviesbedrijf bleek tegelijkertijd ook zaken te doen met de FDA, de overheidsinstantie die de medische toepassing van opiaten juist moest reguleren. ‘Met dat werk heeft McKinsey echt een grens overschreden’, zegt Bogdanich, die samen met Forsythe als een van de eerste onderzoeksjournalistenteams over het schandaal berichtte. ‘Voorheen kon de firma nog buigen op haar reputatie, en konden consultants ergens nog volhouden dat ze zich inzetten voor een betere wereld. Die geloofwaardigheid ligt nu aan diggelen. Voor het promoten van drugs tijdens een epidemie van overdosissen bestaat geen excuus.’ En dan heeft hij het nog niet eens over McKinseys decennialange betrokkenheid bij de tabaksindustrie, en de rol die de firma speelde bij het populariseren van elektronische sigaretten onder jongeren.
McKinsey heeft de banden met Purdue inmiddels verbroken: om gerechtelijke vervolging te voorkomen schikte de firma vorig jaar met 47 Amerikaanse staten voor bijna zeshonderd miljoen dollar, meer dan dat ze in al die jaren aan opiaten heeft verdiend. Bogdanich: ‘Maar die deal gaf ze wel het recht om vol te houden dat ze niets verkeerd hebben gedaan.’
Weggestemd
Is McKinsey eigenlijk nog wel te repareren? De auteurs doen geen aanbevelingen, al laat Bogdanich wel doorschemeren dat de belangenverstrengelingen binnen de firma een obstakel kunnen zijn. ‘McKinsey adviseert bedrijven die met elkaar concurreren, en gaat gelijktijdig in zee met reguleerders en de partijen die gereguleerd moeten worden. Dat is iets waar ze meer over zouden moeten nadenken.’
Maar als McKinsey schoon schip wil maken dan blijkt dat niet uit haar acties, aldus Forsythe. Kevin Sneader, de CEO die in 2018 aantrad met de ambitie de firma grondig te hervormen, werd bijvoorbeeld al in 2021 door de partners weggestemd. Met opvolger Bob Sternfels lijkt het bedrijf, op een paar cosmetische veranderingen na, weer op de oude voet verder te gaan. Forsythe: ‘Het schijnt dat McKinsey inmiddels striktere regels hanteert omtrent het werken met autoritaire regimes. Maar ze doen nog steeds zaken met China en Saoedi-Arabië.’
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.