Waar komt die onzekerheid bij trainers toch vandaan?
Het blijft elke keer weer spannend om een oordeel van de groep te krijgen. Het is de intrinsieke angst van ons reptielenbrein. Er zijn ook acteurs die dat opbiechten. Pierre Bokma, toch een ervaren acteur, moet soms overgeven voor een voorstelling. Het is een basisangst die rare dingen met een mens doet. Het is de angst dat een groep je uitstoot, net zoals vroeger op het schoolplein. Veel trainingen lopen prima, maar soms neemt het reptielenbrein het over en ben je zenuwachtig. Het boek gaat er niet over om die angst te overwinnen, het boek gaat erover dat je stresssituaties herkent en weet hoe je er dan mee om kunt en moet gaan. Het gaat dus over de psychologie van de trainer zelf; in andere boeken heb ik juist de psychologie van de deelnemers beschreven.
Centraal in het boek staan drie reflexen van trainers: freeze, flight en fight…
Je reptielenbrein heeft drie manieren om op angst te reageren. Bij de freeze versteen je. Je gedraagt je als een konijn dat in de koplampen van een auto staart. Een dissident frustreert de groep en je weet even niet wat te doen. Durf in zo’n geval te erkennen dat je het niet weet, ook al gaat dat tegen je gutfeeling als trainer in. Fysiek in beweging komen, helpt ook; dan ga je weer voelen. In de fight reflex ga je hard tegen iemand in als je het er niet mee eens bent. Je bent boos en verontwaardigd over zijn of haar gedrag. Als je herkent dat je in de fight schiet is de truc dat je met mildheid leert trainen. Je moet niet altijd een strijd aangaan, maar soms meebewegen vanuit jezelf. Verdiep je in de persoon die dwarsligt. Waarom gebeurt het en wat zegt dat over jou? In de flight reactie probeer je als trainer te vluchten uit een situatie. Je voelt je onzeker. Dan is het de truc om weer stevigheid te zoeken bij jezelf. Dat doe je bijvoorbeeld door fysiek weer contact te maken met jezelf en de omgeving. Of door stevig gedrag te faken. Als je dan bevestiging van de groep krijgt, groeit je zelfvertrouwen vanzelf.
In een training is altijd wel een ‘naarste deelnemer’. Iemand die niet wil, die zuigt, irriteert, of een boek leest onder tafel…
Hoe je om kunt gaan met weerstand, daar zijn allerlei technieken voor; in mijn andere boeken beschrijf ik die. Maar soms haak je in op bepaalde deelnemers. Dan zit je eigen persoon je in de weg en heb je geen toegang meer tot die technieken. De naarste deelnemer is voor iedereen verschillend. Zelf heb ik bijvoorbeeld moeite met ‘ijskastvrouwen’. Het heeft geen zin dat ik probeer om die vrouwen te veranderen . Ik moet als trainer leren hoe ik omga met iets wat mezelf in de weg zit. Niet iedereen heeft dezelfde angsten als ik, dus is het de kunst om te ontdekken wie je als trainer bent en welke intrinsieke angsten jij hebt. Soms moet je je eigen oordeel aanpassen en vooral ook relativeren. In zeker zin is Goed voor de groep een psychologieboek over de zwarte kant van het vak. Daar heb je het niet met deelnemers over, maar het is heerlijk om er met vakgenoten wel over van gedachten te wisselen. Misschien dat het boek al op voorhand daarom goed verkocht.
Want dan staat er toch weer een matig op je trainers evaluatieformulier nadat je dacht dat het toch best een lekkere training was.
Ja, veel trainers kunnen slecht tegen lage cijfers op het evaluatieformulier. Een zeven is al te laag, en van een zes ben je van de kaart. In mijn boek beschrijf ik dat dat een heel normale reactie is, en ook hoe je daar uit kunt komen. Hoe kun je minder lijden en meer leren van een zes?
Laten we er even vanuit gaan dat je als trainer je vak beheerst. Moet je dan ook gewoon soms onaardig gevonden worden? Is het niet domweg je opdracht uitvoeren, of werkt dat averechts?
In mijn boek beschrijf ik de vijf storende gedachtepatronen van de RET: de perfectionist, de LFT-er, de liefdesjunk, de moralist en de rampdenker. Voor de liefdesjunk geldt dat deze trainer vooral aardig gevonden wil worden. Dat is een valkuil. Zo iemand moet inderdaad leren soms onaardig te zijn. Dat geldt weer niet voor de moralist, perfectionist of iemand met een lage frustratietolerantie. De moralist die teveel met zijn vinger wijst, moet bij weerstand juíst contact zoeken met de groep. Wie ben ik op deze schijf van vijf en wat zijn mijn blinde vlekken? Daar gaat een ander hoofdstuk uit boek over. Het mooie van het trainersvak is, is dat een training nooit ‘kat in het bakkie’ is. Er is altijd onzekerheid, er zijn onverwachte situaties en je hebt eigen valkuilen. Het draait er uiteindelijk - conform de titel van het boek - hoe jij als trainer goed voor de groep staat. Hoe je met de valkuilen omgaat.
Is het vak van trainen veranderd in deze tijd van crisis?En zijn mensen soms niet een beetje murw van al die vage topdown verplichtende trainingen? Kunnen trainers daar ook last van hebben en is dat een stressfactor?
Ik denk wel dat er meer nadruk is komen te liggen op resultaatgerichtheid. We gaan minder een paar dagen vrijblijvend de hei op in de hoop dat het iets oplevert. Het moet wel inhoudelijk zijn en bijdragen aan de business. Ik vind dat óók je taak als trainer: als de training niet bijdraagt aan een concreet doel moet je als trainer daar in de voorbereiding aan sleutelen. Anders komt dat als een boemerang vanuit de groep wel weer terug.