Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

De intensieve menshouderij

0 | 9 oktober 2009 | 10-15 minuten leestijd

Toen de heer Kist, voorzitter van de Raad van Bestuur van ING, eens bij bij de presentatie van de kwartaalcijfers zei dat de bestaande ING-klanten verder 'uitgemolken' moesten worden, gaf hij een prachtige voorzet voor dit artikel. Dat de topman het streven van ING zo formuleerde was natuurlijk onhandig - ga maar eens aan je klanten uitleggen dat je ze wil uitmelken - maar wel eerlijk. Toen ik recent ook nog eens het herkenbare boek 'Het natuurlijke voordeel' van Alan Heeks onder ogen kreeg, dacht ik: Lijken moderne bedrijven en overheden niet steeds meer op intensieve menshouderijen? Gedurende een aantal jaren mag ik als gastdocent aan de Landbouwuniversiteit Wageningen (LUW) een kleine bijdrage leveren aan het vak Ketenstrategie. Dat is buitengewoon boeiend. Ik kom in aanraking met een wereld die zich niet alleen onderscheidt in de manier van aanpak (inhoud komt nog vaak voor de vorm, doe maar gewoon dan doe je gek genoeg), maar die ook voorop loopt in het toepassen van moderne managementmethoden en technologie (zoals genetische manipulatie). De agribusiness is een interessant studieobject voor ketenstrategie. Nergens zijn zoveel kwaliteitszorgsystemen en nergens kan met zo'n groot gemak verandermanagement worden toegepast als in de agribusiness. Planten en dieren geven nu eenmaal zonder morren hun leven voor de goede zaak. Nergens zijn de kengetallen in het termen van bedrijfsperformance dan ook zo geweldig als in de Nederlandse agribusiness. We hebben de hoogste melkproductie per koe, de meeste biggen per fokzeug, de laagste sterftecijfers per diersoort en de gunstigste conversiecijfers (de hoeveelheid voer afgezet tegen de vleesproductie). Kortom: de Nederlandse agri-wereld behoort wereldwijd tot de top als je kijkt naar de fysieke output. Om begrijpelijke redenen is de agribusiness verder in zijn ontwikkeling (qua fysieke output althans) dan de rest van het Nederlandse bedrijfsleven; mensen laten zich nu eenmaal niet zoals vee naar de slachtbank leiden. Hoewel? Zijn we in de maatschappij toch ook niet op weg om overal intensieve menshouderijen te creëren? Binnen alle bedrijven is er een teneur van toenemende industrialisering, schaalvergroting, kostenefficiëntie, machtsconcentratie, uniformiteit en hoge doorstroomsnelheden. Dat uit zich in te volle varkenshokken zoals daar zijn: NS-stations, ziekenhuizen, universiteiten, restaurants, pretparken, luchthavens en/of snelwegen. Net als in de agribusiness zijn deze systemen erg gevoelig. Als er ergens maar even iets stagneert ontstaan er wachtrijen. Uitgemolken worden in de intensieve menshouderij Ondanks de geweldige performance van de landbouw zijn er enorme problemen ontstaan. Denk maar aan mestoverschotten, BSE, varkenspest en MKZ. De dieren worden letterlijk ziek van ons en het milieu kan het eenvoudigweg niet meer aan. In de intensieve varkenshouderij bijvoorbeeld gaan de fokzeugen gemiddeld maar 2,5 jaar mee, terwijl de dieren gemakkelijk 10 jaar kunnen worden. Door de hoge productie-eisen vallen ze vroegtijdig uit. En als een zeug niet twee keer per jaar tenminste tien jongen werpt, wordt zij sowieso geruimd. Schokkend, nietwaar? Maar hoe liggen in onze organisaties de productie-eisen? Worden wij ook niet preventief geruimd als we te vaak en te lang ziek zijn (WAO). Wie mag tegenwoordig nog blijven werken tot zijn pensioen? Dat is onder druk van aandeelhouders die steeds betere winstcijfers willen zien een utopie geworden. Hoe kijken de werknemers van Daimler Benz aan tegen hun bestuursvoorzitter Jürgen Schrempp, die zijn laptop ironisch genoeg Klara heeft genoemd. Zijn 'Welt AG' is als één grote melkkoe in de spreadsheets van Klara gestopt en op basis daarvan beslist Schrempp om 35.000 banen bij Chrysler en Mitsubishi preventief te ruimen. Werken niet steeds meer organisaties volgens werkwijzen die zijn ontstaan in de intensieve veehouderij? Bij welke menshouderij werkt u eigenlijk? De intensieve advieshouderij, de intensieve winkelhouderij, de intensieve bankhouderij, de intensieve studentenhouderij, intensieve restauranthouderij, intensieve bejaardenhouderij, of de intensieve treinhouderij? Leven wij niet steeds meer om de economie in stand te houden en laat wij ons niet steeds meer omvormen tot wegwerpwerkers ten dienste van de aandeelhouders? Stille revolutie Sinds het begin van het lopende collegejaar 2000-2001 is aan de LUW iets opmerkelijks gebeurd. Een stille revolutie die meer aandacht verdient: De LUW heeft aangekondigd voortaan te gaan voor 'sustainability' (duurzaamheid). Ze heeft in haar missie opgenomen op de eerste plaats een bijdrage te willen leveren aan gezondere grond, lucht en water en van daaruit aan een beter klimaat voor mens, dier en plant. Niet alles hoeft meer te wijken voor de goedkoopst mogelijk productiewijze van een kropje sla of een kilo varkensvlees. In haar meest uitgesproken vorm heeft deze denkrichting ook al een naam: organic farming. Het is een denk- en handelswijze die door de universiteit is omarmd, ook al weten velen zich niet goed raad met deze consequenties. Dat roept bij mij tevens de vraag op hoe ver wij zijn als people-managers? Hebben economische, juridische en bedrijfskundige faculteiten er überhaupt wel eens over nagedacht een dergelijk statement af te geven? Ziet u juristen te hoop lopen in Den Haag om de BV (Beperkte Verantwoordelijkheid) te vervangen door een VV (Volle Verantwoordelijkheid)? Ik dacht het niet. Het is weliswaar noodgedwongen, maar de landbouw heeft haar voorspong, in ieder geval optisch, op het overige bedrijfsleven opnieuw vergroot. Wat kunnen we hiervan leren? Er zijn signalen genoeg dat de mens, net als het dier, de intensieve menshouderij niet meer aan kan. We hebben het druk, druk, druk en zijn gejaagd, de behoefte bij werknemers aan drie- of vierdaagse werkweken wordt steeds groter, om de batterij te kunnen opladen. Steeds jongere mensen vertonen burn-out verschijnselen en het personeelsverloop bij veel bedrijven is hoog. Steeds meer mensen willen vervroegd uittreden (eindelijk rust), of onbetaald verlof kunnen opnemen. Welke manier van denken heeft de landbouw en het bedrijfsleven zover gebracht? Er zijn twee belangrijke onderliggende krachten die de landbouw hebben gemaakt tot wat zij thans is: de eenzijdige nadruk van economie en bedrijfskunde op lineaire aspecten. De economie ontwikkelt zich meer en meer als totalitair systeem, dat wil zeggen alles wordt nog maar langs één meetlat gemeten (zie bijvoorbeeld de spreadsheet van Schrempp). Het economische gedachtegoed, met nadruk op geld, wordt niet langer meer beschouwd als een interessante invalshoek, maar krijgt langzamerhand de gedaante van de onzichtbare dictator die de mens de wet voorschrijft en hem in een keurslijf dwingt. Beklaagde Ad Melkert zich onlangs niet over de gesel van Financiën? Of denk aan landbouwminister Brinkhorst, die bepaalde besluiten niet wilde nemen, de emoties goed begreep, maar economisch gezien toch niet anders kon, want ¼. en trouwens de concurrentie doet het ook. Het economisch gedachtegoed heerst als 'de onzichtbare hand van God', als de absolute waarheid. We moeten echter niet vergeten dat in werkelijkheid ons huidige economisch denken een eenvoudig sociaal construct is (in dit geval afspraken in Europees verband). Maar dat wordt door veel mensen niet meer gezien. Integendeel, het idee dat economische afwegingen rationeel en objectief zijn en daarmee verheven zijn boven iedere andere afweging, is het fundament van het Westerse denken. Daarvoor moet letterlijk alles wijken. We hoeven maar te denken aan de discussie rondom het MKZ-enten. Moet omwille van de exportpositie de hele Veluwe worden geruimd, evenals alle dierentuinen en alle bijzondere diersoorten? We doen het omdat het 'moet' en we zijn er nog trots op ook dat we die verantwoordelijkheid durven nemen. Het laatste restje variëteit moet desnoods wijken als gevolg van generieke afspraken uit een ver verleden. Waarom men in de landbouw hierover genuanceerder begint te denken laat zich raden: De neveneffecten (onvoorziene kosten) zijn zo langzamerhand hoger dan de oorspronkelijke winstdoelstellingen. En voor stijgende kosten zijn we - in tegenstelling tot welzijnsvraagstukken - wel gevoelig. Het is eigenlijk de enige manier waarop 'de economische ratio' leert. Dan krijgt zelfs de onzichtbare dictator in de gaten dat er neveneffecten zijn en nog belangrijker dat er misschien geld verdiend kan worden aan milieu- en diervriendelijke producten en andere productiemethoden. Kenmerkende verschillen tussen intensieve en organische organisaties? Het verschil tussen de intensieve en organische landbouw is eenvoudig. De intensieve landbouw gaat uit van vooral materiële en korte termijn (productie)normen en probeert dat met zo min mogelijk middelen te realiseren. Het doel heiligt de middelen en dus is de inzet van pesticiden en kunstmest (artificial fertilizers) gewenst en noodzakelijk. De intensieve boer hanteert het zogenaamde hard-system-thinking. Het is output gestuurd, alles kan berekend worden, niet fysieke (psychische- en gevoels-) aspecten worden genegeerd en ontwikkeling mag ten koste gaan van dier en mens, als de meetbare normen maar worden gehaald. Als we koeien krachtvoer geven waarin diermeel is verwerkt, is dat prima zolang de melkproductie er maar beter van wordt. We gaan pas over het systeem 'koe' nadenken op het moment dat het arme dier er BSE van krijgt en als dit gevolgen voor ons als mensen kan hebben. De organische boer werkt anders. Hij kijkt meer naar de beschikbare resources en naar het natuurlijke systeem zelf en de interacties. Hij let niet alleen op de output en probeert met meer respect voor het leven - waarmee hij mag werken - er het uiterste uit te halen. Alan Heeks komt in zijn boek 'Het natuurlijke voordeel tot een overzicht waarbij hij de boerenfabriek vergelijkt met de conventionele manier van werken, door mij aangeduid als de 'intensieve menshouderij'. Organische landbouwbedrijven kenmerken zich door verschillende zaken die op natuurlijke wijze samenhangen. Enigszins vereenvoudigd zou men kunnen zeggen dat een organisch landbouwbedrijf streeft naar: - Het op gang helpen en houden van de natuurlijke kringloop (de eigen mest gebruikt men weer voor eigen doeleinden) - Aandacht voor de natuurlijke omgeving (we leven met de aarde, niet alleen erop) - De variëteit in werk en de productie neemt weer toe - Aandacht voor kwaliteit in plaats van alleen voor getallen en kwantiteiten. Het zal duidelijk zal dat deze zaken onderling samenhangen. Een organische boer kent minder afval, hij gebruikt en hergebruikt al het materiaal dat hij aangeboden krijgt. Het sluit aan op de natuurlijke gang van de dingen en zijn handelen staat in contrast met het ruimen van dieren voor een simpel griepje. Niet voor niets stuit dat zeer veel mensen tegen de borst. De dieren worden letterlijk voor niets afgemaakt, het dient geen ander doel dan het ritueel offeren van de dieren op de brandstapel van het totalitaire systeem van Mammon. Dierenwelzijn is in de intensieve veehouderij de sluitpost, maar in de organische landbouw is het één van de uitgangspunten. Veranderingen bij mens, dier en plant hebben namelijk hun eigen tempo en dat tempo kan niet worden geforceerd. Levende wezens zijn eenvoudigweg geen machines waarbij je onbeperkt aan de knoppen kunt draaien. Hoewel het intensieve systeem is gebaseerd op efficiëntie, monotoon groeidenken en schaalvergroting, blijkt juist dit systeem financieel heel kwetsbaar te zijn. Zonder extra financiële steun en subsidies redden boeren het vaak niet, en een calamiteit als MKZ betekent voor velen een regelrecht faillissement (gemakshalve wordt tegen de rest van de sector - de vleesverwerkende industrie en transporteurs - gezegd dat zij te maken hebben met een gewoon ondernemersrisico, alsof zij niet tot dezelfde voedselketen behoren). 'Organic farming' probeert die monotone denk- en handelwijze te doorbreken. Dit zou bijvoorbeeld weer kunnen leiden tot het ontstaan van gemengde bedrijven. Om rendabel te extensiveren zullen daarbij meer functies moeten worden gecombineerd, bijvoorbeeld met waterbeheer, recreatie, wonen en natuurbeheer. Hoe het anders kan Arie de Geus (ex-Shell) spreekt in zijn boek 'De levende onderneming' (1997) diverse malen over ecologie en de tolerante onderneming. Een bedrijf dat een variëteit van levensvormen binnen zichzelf tolereert, krijgt veerkracht om stress en rampen het hoofd te bieden. Vanuit de landbouw en de ecologie weten we dat hij gelijk heeft. Problemen oplossen met steeds rigoureuzer maatregelen - we maken desnoods alle Hooglanders, herten, zwijnen, bijzondere schapen enzovoort af - is een gevaarlijk beleid. Systemen die opzettelijk en op gepaste wijze diversiteit introduceren, en dat gaat overigens absoluut ten koste van korte termijn opbrengsten, zullen overleven op lange termijn. De Geus spreekt over tolerante systemen, omdat die alleen in hectische tijden kunnen overleven, ze hebben namelijk niet één competentie (bijvoorbeeld vleesvarkens), maar hebben er meerdere tot hun beschikking. Jurriaan Kamp, directeur van het tijdschrift Ode dat gewijd is aan de onderstroom in onze maatschappij, schreef recent het boeiende boekje 'Omdat mensen er toe doen - naar een economie voor iedereen'. De titel is opvallend en de moeite waard om onder de aandacht te brengen. Het gaat in deze bijdrage te ver het boek van Kamp samen te vatten, maar neemt u van mij aan dat het voor iemand met een beetje goede wil een bruikbaar overzicht biedt over hoe het wel degelijk anders kan. Binnen de landbouwuniversiteit is men (bijna) zover dat het dier weer als startpunt wordt gekozen. Zal de economie de mens weer centraal te zetten? In mijn studietijd heette economie nog sociale economie en men bestudeerde het gedrag van mensen uit economisch oogpunt. Inmiddels bepaalt de economie de maat der dingen. Ik hoop dat het boek 'Het natuurlijke voordeel van Alan Heeks op het niveau van bedrijven eenzelfde ontwikkeling in gang kan zetten als Kamp met zijn boek op macro-economisch gebied nastreeft. De term 'organic farming' hebben wij niet voor het laatst gehoord, daar ben ik in ieder geval wel van overtuigd. (met dank aan Herman Nunnink en Hans Schiere van het International Agricultural Centre Wageningen voor hun inbreng aanwijzingen)

Over Jaap Peters
Jaap Peters (bedrijfskundige) is auteur van de bestseller Intensieve menshouderij, veelgevraagd spreker over Rijnlands organiseren en organisatie-activist bij DeLimes organisatieontwikkeling. Hij is initiatiefnemer en medeoprichter van het kwartaalmagazine Slow Management.

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden