Ik vroeg me bij het lezen regelmatig af of het allemaal niet met een stuk minder en eenvoudiger woorden en zinnen had gekund. Een voorbeeld van zinnen waarvan je er genoeg aantreft: ‘Deze antwoorden met betrekking tot de startpositie bepalen samen de invulling van het competentieconcept, maar ook de richting van het organiseren van de competentie-invulling en de structuur’.
Het kan aan mij liggen, maar ik blijf zitten met de vraag wat nu het doel is van e-CF, en welke organisatie hier nu op welke manier al wat aan heeft.
Voor mijn gevoel word je ‘doodgegooid’ met teksten die aangeven hoe je als professional beter moet werken. Dat is voor veel sectoren zo. Hele legers adviseren leerkrachten, ICT-ers etc hoe het beter moet. Al dan niet met methodes, frameworks etc. Vaak klinkt het allemaal erg theoretisch en vraag je je af hoeveel ervaring en kennis van de praktijk de opstellers zelf hebben of wie er achter het nieuwe initiatief zit en er wellicht via cursussen, certificaten etc. geld aan hoopt te verdienen. Na enige tijd neig je het volgende initiatief ‘wel te geloven’.
Zou het e-CF er één in die rij zijn? Ik begon dus met gezonde argwaan aan het boek ‘e-CF in de praktijk’, een boek over versie 3.0 van het e-Competence Framework, een EU-initiatief, een ‘referentiekader waarin veertig competenties zijn opgenomen die van toepassing zijn op alle medewerkers in de sector Informatie- en Communicatie Technologie (ICT)’ met als doel ‘om onderling beter met elkaar te communiceren over competenties in de ICT-sector’. Het voorwoord (en het daarop volgende ‘Woord vooraf’) helpen me niet. Taaie teksten. Maar ja, het voorwoord stelt ook dat Ngi-NGN het Europese e-CF-initiatief heeft geadopteerd. Ik lees dat Mw Neelie Kroes heeft gesteld dat e-CF de sleutel is naar een flexibele IT-arbeidsmarkt. En het NEN is de beheerder in Nederland. Dan moet het toch wel wat zijn.
Ik begon het boek te lezen met het idee dat dit boek voor ICT-ers is. Maar het gaat meer over ICT-ers dan dat het voor ICT-ers is. Het is goed te weten wat er over je wordt bedacht en besproken, maar of een ICT-er dit boek dan moet lezen is de vraag. Theoretisch zorgt e-CF dat je diploma’s etc. niet alleen in NL, maar overal in de EU waardevol zijn. Maar hoeveel NL ICT-ers gaan in de toekomst aan de slag buiten NL? ICT-ers die benieuwd zijn naar wat e-CF voor ze betekent kunnen volgens mij volstaan met het bekijken van de profielen in paragraaf 2.4 of (scheelt het kopen van het boek) het bezoeken van de website http://profiletool.ecompetences.eu/, waar je o.a. ziet welke e-CF-competenties bij welke functie horen.
Wat mij betreft is dit boek vooral voor HR-medewerkers/organisaties (primair bij internationaal werkende organisaties) die op gebied van ‘e-Competence’ (e-Competence zou ik samenvatten als een brede definitie van ICT) aan de slag zijn (of overwegen dat te gaan) met competentie-gebaseerde inrichting van functies. Na de daadwerkelijke e-CF-competenties in hoofdstuk 2.4 volgt een uitvoerige uitleg over de achtergrond: dat in Frankrijk (CIGREF), Engeland (SFIA, commercieel, sterke internationale bekendheid) en Duitsland al zulke initiatieven bestonden, uiteraard allen meer of minder anders opgezet. Daar lees je ook tussen de regels dat e-CF een compromis is, en dat die andere systemen (nog) beter kunnen zijn, afhankelijk van wat je zoekt.
De vraag is hoe e-CF zich gaat ontwikkelen tot een goed, voldoende uitgewerkt, pragmatisch systeem, en hoe snel dat gaat gebeuren. Mogelijk vergt dat dat de ‘beheerders’ kiezen welk publiek ze nu met e-CF willen dienen. Voordat er over e-CF in de praktijk wordt gesproken, wordt een flink deel van het boek aan ‘competenties’ gewijd: welke aspecten bevat een competentie, hoe zijn ze meetbaar, welke uitdagingen kent competentie-gebaseerd werken etc. Ik had dat zelf niet verwacht in een boek met de titel ‘e-CF in de praktijk’, maar als je hier meer over wil weten, kom je met dit boek aan je trekken.
Hoofdstuk 5 begint met het beschrijven van de complexiteit van het meten (o.a. via testen) van iemands competenties, welke instituten daar zoal voor bestaan (COTAN, NIP) en dat je altijd onzekerheid houdt. Er worden wat tools genoemd, waaronder een (prototype) self-assessment-tool die mij de indruk geeft dat het veel moeite is voor ‘inzicht’ waarvan ik me afvraag hoeveel mensen daar mee geholpen zijn. Wil je zelf kijken, dan kan dat op http://www.e-competence-quality.com/self-assessment-tool/. Ook wordt er een site genoemd met ‘een aantal tooltjes’ waaronder een ‘competentieradar’ (zie http://cepis.org/ ). EXIN blijkt voor e-CF al een heel assessment-proces ingericht te hebben. Voor prijzen tussen de 1.000 en 2.500 euro kun je competenties laten certificeren voor de duur van 3 jaar.
Het EXIN-proces klinkt als erg complex en subjectief, en de auteurs van het boek, die EXIN prijzen voor hun voortrekkersrol, hebben ook de nodige ideeën voor verbetering; ik vraag me dan af wat het zegt dat een gerenommeerde instantie als EXIN kennelijk zoveel moeite heeft om ‘chocola te maken’ van het huidige e-CF. Ik dacht vooral over praktijkcases te gaan lezen, maar als we soepel tellen gaan 40 van de 200 pagina’s over praktijkcases. De eerste twee genoemde cases betreffen het Rijk en de nationale politie, die beiden te maken hebben met een verandering: sturing moet meer centraal, al dan niet omdat er bezuinigd moet worden terwijl de kwaliteit er niet onder mag leiden, en beiden hebben te maken met internationale contacten. Uitvoerig wordt beschreven hoe binnen het Rijk nu naar functies wordt gekeken en dat het streven is om personeel flexibel inzetbaar te maken en beoordelingen rijksbreed op een zelfde manier te doen. BZK gebruikt e-CF ‘als basis voor het Kwaliteitsraamwerk IV’, en vanuit functie-beschrijvingen is een link gelegd naar relevante e-CF-competenties.
Bij het lezen van de case van de nationale politie, krijg ik het idee dat, net als bij de overheid, meespeelt dat men zoekt naar een andere manier van werken qua functieprofielen, beoordelen etc. In plaats van super gedetailleerd uitgeschreven functieprofielen, wil men naar een minder onderhoudsgevoelig systeem. Beide organisaties onderzoeken of competentiegericht werken beter voor ze werkt. Je verwacht in een boek over praktijkcases, waar drie cases worden genoemd, dat e-CF dan al in gebruik is. Maar in de ‘praktijkcase’ van de nationale politie wordt vervolgens doodleuk vermeld dat e-CF nog helemaal niet te zien is in de organisatie; de ‘praktijkcase’ bestaat er uit dat in dit boek met enkele voorbeelden wordt gesteld dat hoe de politie nu functies beschrijft, goed gekoppeld kan worden aan e-CF-competenties. De derde case vond ik het meest boeiende (want genoeg concrete) deel van het boek. Hij gaat over dat Pink Elephant in de loop van de jaren door veel reorganisaties is gegaan. In 2014 begon een nieuwe fase, en men wilde kijken of e-CF bruikbaar was, ook richting (internationale) klanten. Een goede gelegenheid om het dan eerst intern uit te proberen. In dit deel van het boek wordt een globaal stappenplan gegeven voor als je met e-CF aan de slag wil, en de lessen gedeeld die Pink leerde met gebruik van e-CF. Ook Pink Elephant past e-CF nog niet 1-op-1 toe. Het boek sluit af met een hoofdstuk waarin wordt nog uitgelegd wat het nut is van standaarden. Men gebruikt het voorbeeld van vrachtcontainers. Wil men de suggestie doen dat ‘we’ niet moeilijk moeten doen?
Maar die vergelijking vind ik wat te gemakkelijk. Je zou op dezelfde manier kunnen stellen dat het veel handiger is als we allemaal 1 taal gaan spreken in de EU, maar we weten hoeveel weerstand daar tegen bestaat. De vraag is of invoering van e-CF meer lijkt op internationale afspraken op gebied van container-afmetingen of afspraken over een gezamenlijke taal. Ik krijg de indruk dat, alhoewel het al om versie 3 gaat, e-CF nog redelijk ruw is, en een compromis ten opzichte van diverse al veel langer bestaande initiatieven. Of, en hoe snel, e-CF ‘wat wordt’ is afwachten. De potentiele kracht is dat de EU er achter staat. Theoretisch is het een goed initiatief dat vergelijkbaarheid van ICT-ers binnen de EU vergroot, en in die zin zijn er geen soortgelijke initiatieven. Na het lezen van het boek blijft bij mij de vraag wie hier nu op zit te wachten. Verwachten we echt dat een substantieel deel van de ICT-ers in Europa mobiel gaat worden de komende jaren? Dat bedrijven in NL IT-ers uit de rest van de EU willen aantrekken? Aardig is ook om nog even naar andere sectoren te kijken. Hoe werkt het voor metselaars, schilders, timmermannen etc? Hoe kiezen we die, hoe beoordelen we die. En moet dat voor ICT-ers anders?
Het mooiste dat ik, naast inzicht in waar e-CF staat en dat de case van Pink Elephant de fijnste informatie oplevert, overhield is een quote/inzicht van Dee Hock die stelt dat je bij personeelswerving achtereenvolgens moet selecteren op integriteit, motivatie, leervermogen, begrip, kennis en dan pas op ervaring. Boeiend vond ik de gedachte dat, omdat iedereen over e-CF mee mag denken en praten, het dus goed is, maar ik denk eerder dat het een risico is, omdat je dan maar moet afwachten wie er aan tafel schuift met welke belangen.