Op werkdagen voor 23:00 besteld, morgen in huis Gratis verzending vanaf €20

Achtergrond

Beter ten hele gedwaald dan ten halve gekeerd

Het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC) laat een onafhankelijke commissie onderzoek doen naar onder meer de klachten over een angstcultuur op de afdeling keel-, neus- en oorheelkunde.

Aart G. Broek | 7 december 2015 | 4-5 minuten leestijd

Weinig znvol. We weten het antwoord al op de vraag wat er mis is gegaan bij het verzelfstandigen van sectoren uit het publieke domein. Het UMC zal zich niet aan dit antwoord onttrekken: toezichthouders, bestuurders, topmanagers en (medisch) professionals zullen zélf onvoldoende ‘schaamtebestendig’ blijken te zijn.

Symbolen van succes

Laten we om te beginnen de goudkoorts van de jaren negentig in herinnering roepen. Er leek geld in overvloed en aan de groei zou nooit een einde komen. Geïnspireerd door massaal bejubelde zonnekoningen uit het bedrijfsleven - zoals Cees van der Hoeven (Ahold) - begonnen ook voornoemde actoren van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, sociale werkvoorzieningen en woningcorporaties met publiek geld ondernemertje te spelen.

Hier mag gelezen worden dat die actoren uit de publieke sector gedrag en handelen uit de private sector selectief overnamen Wanneer we in de semi-publieke sector niet tot de échte en zo bewonderde private sector behoren, kunnen we in ieder geval de façade ervan overnemen. Meer in het bijzonder werden de veronderstelde versierselen van succes gekopieerd: risico’s nemen, lef tonen, visionaire missie formuleren, maakbaarheid verkondigen aan de hand van meetbare verschijnselen, competitieve salarissen, bonussen, luxueuze kantoren en auto’s met chauffeur.

Schaamte

Achter dit kopieergedrag ligt een reden die we allemaal heel goed kennen. We verlangen acceptatie door de groep waartoe wij eigenlijk willen behoren. Sterker nog, we willen gewaardeerd, bewonderd en bejubeld worden. We vrezen de afwijzing door die groep. Niets pijnlijkers dan buiten de groep geplaatst te worden en te kijk te staan vóór die groep.

In onze jeugd doen we allemaal pijnlijke ervaringen op met het ‘afgeserveerd’ worden: het slachtofferschap van kleineren, vernederen, buitensluiten. Ons ‘ik’ wordt geraakt. Deze schaamte-ervaringen snijden ons diep door de ziel. Het mag dan ook niet verbazen dat dergelijke ervaringen tot in detail gedu­rende het hele leven worden herinnerd. Eenmaal die schaamtepijn ervaren, leren we de dreiging razendsnel onderkennen: zoals we met vuur leren omgaan en het mijden zich te branden. Schaamte is dan ook niet alleen de vernederende ervaring maar evenzeer de ángst dat we op enigerlei wijze zullen worden afgeserveerd. We haten schaamte en zetten alles op alles om het tegendeel te bewerkstelligen: waardering en bewondering.

Het voorkómen van schaamte-ervaringen is van levensbelang. Schaamte bedreigt onze primaire behoefte aan geborgenheid: de absolute noodzaak bij de groep te (blijven) behoren, die onze overlevingskansen zo groot mogelijk maakt. Het verlangen tot een levenskrachtige groep te behoren en daarbinnen gewaardeerd te worden, is tevens een belangrijke voedingsbodem voor gezonde ambities en prestaties.

Die voedingsbodem is echter dikwijls juist een bodemloze put die werd gegraven door het opdoen van schaamte-ervaringen. Met pathologische passie worden dan risico’s genomen om prestaties te realiseren en af te dwingen, die een overdonderend applaus zouden moeten opleveren. Dergelijke risicovolle professionele verlangens naar bewondering haken aan bij ernstige schaamteproblemen op het persoonlijke vlak. Dit wordt keer op keer door de praktijk onderbouwd, waarin Rijkman Groenink, Hubert Möllenkamp en Loek Hermans als publieke prooi en zondebok fungeren.

Tegenspraak

Met zicht op de reikwijdte van schaamte wordt het ook begrijpelijk waarom tegenspraak zo slecht geduld wordt in die competitieve omgevingen. Tegenspraak wordt syste­matisch opzijgeveegd, of zelfs opzijgeslagen, zeker wanneer een traject eenmaal is ingezet en de neuzen eindelijk dezelfde kant op staan.

Bestuurders, toezichthouders, directie, managers en medisch professionals – zowel binnen als buiten de overheid – en, niet te vergeten, politici houden er niet van halver­wege te ke­ren. Zij geven de voorkeur aan het ten hele dwalen, wat het spreekwoord ook mag zeggen. In dezen maakt het niet uit of het om het snijden in de verkeerde ader gaat of het succesvolle imago van een hele afdeling. Te­rugkomen op je schreden is een krenkende aantasting van de eigen identiteit, zelfs van een dusdanige ernst dat je nog slechts kunt volharden in je mogelijke ongelijk, de mankementen aan het zicht tracht te onttrekken en ondergeschikten tot stilzwijgen te dwingen.

Door onderbouwde kritiek staan we namelijk te kijk vóór de groep waartoe we behoren. Tegenspraak zorgt zodoende voor de dreiging van vernedering en voor potentiële uitsluiting van degene die wordt tegengesproken. Bij tegen­spraak staat het prestige van zittende toezichthouders, bestuur­ders, (top)managers en professionals op het spel. Koesterende waardering dreigt vernederende afwijzing te worden – kortom, schaamte.

Schaamtebestendig

De onderzoekscommissie die het UMC Utrecht installeert, verlangt ongetwijfeld krachtdadiger toezichthouders, minder eigenzinnige bestuurders, topmanagemers en medisch professionals, én open participatie van diverse personeelsgeledingen. Sprankelende verlangens voor een paradijslijke toekomst, maar zinloos wanneer we de sociaal-emotionele kracht van schaamte niet onderkennen.

We hebben vooral toezichthouders, bestuurders, management, professionals en personeel nodig die ‘schaamtebestendig’ zijn. Met andere woorden, zij dienen voldoende eigenwaarde te hebben om zich niet verlangensvol te spiegelen aan de private markt én om – van het allergrootste belang – tegenspraak te durven geven én nemen binnen de eigen groep en ongeacht de positie daarbinnen!

Het werken aan ‘schaamtebestendigheid’ kan nu al bovenaan het lijstje aanbevelingen gezet worden om de angst het hoofd te bieden. Eigenlijk heb je geen onderzoekscommissie nodig om dit op tafel te leggen.

Over Aart Broek
Aart G. Broek specialiseerde zich in communicatiewetenschappen, (historische) sociologie en, meer recentelijk, criminologie. Hij promoveerde op een onderzoek naar de propagandapraktijk van de rooms-katholieke missie op de Benedenwindse Antillen. Hij woonde twintig jaar op Curaçao, werkte er als docent, projectuitvoerder en interim-manager. Sinds zijn terugkomst in Nederland ontwikkelde hij zich tot organisatie- en bestuurskundig adviseur, met name inzake agressie- en veiligheids¬vraag¬stukken. Broek publiceerde onder meer Het zilt van de passaten; Essays over Caribische cultuur (2000), De kleur van mijn eiland; Ideologie en schrijven in het Papiamentu sinds 1863 (2006), De terreur van schaamte; Brandstof voor agressie (2007) en Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden (2011). Daarnaast is Broek recensent voor Managementboek.nl

Deel dit artikel

Wat vond u van dit artikel?

0
0

Boek bij dit artikel

Populaire producten

    Personen

      Trefwoorden