U vindt bureaucratie niet saai, maar juist fascinerend, schrijft u. Hoezo?
Bureaucratie is een heel menselijk fenomeen, vormt ons en bepaalt wie we zijn. Maar ze kan ons ook bedreigen, zich onontkoombaar aan ons opdringen. Bureaucratie fascineert me, niet alleen vanuit bedrijfskundig perspectief, maar ook vanuit sociologisch en filosofisch perspectief. Het heeft iets onvermijdelijks in zich, en het gekke is: niemand lijkt aan het nut daarvan te twijfelen. Daarmee lijkt bureaucratie net zo onvermijdelijk als de noodzaak om te poepen. We praten daar dus ook liever niet over, omdat het zo alledaags en banaal is.
Over poep gesproken, met de ‘inktschijter’ introduceert u een onvergetelijk neologisme. Wat is het precies?
Het is een synoniem voor bureaucraten. Voor de inktschijters is het belangrijker dát er geproduceerd wordt dan wát er geproduceerd wordt. En daar werken wij mensen in feite allemaal aan mee. Overigens wil ik met het begrip inktschijter niet provoceren, maar eerder parodiëren. Ik probeer de banaliteit van de gangbare ideeën over bureaucratie te beschrijven, vanuit een betrokkenheid, zelfs liefde, voor dit thema. Vroeger had men eerder respect voor timmerlieden en schoenmakers die iets konden maken dan voor mensen die alleen maar zaten te schrijven; want wat zij met dat schrijven produceren, denk aan notulen, rapporten, aanmaningen of dwangbevelen, kunnen we beschouwen als ‘stront’. Niemand, ook de inktschijter zelf niet, vindt stront aangenaam. De stelling die ik in dit boek uitwerk, is dat de wereld van de inktschijters de wereld van ons allemaal is geworden. Bureaucratie vinden we stiekem fijner dan we willen toegeven.
Wat is de overeenkomst tussen bureaucratie en een inktvis?
Ik onderscheid er drie. Om te beginnen kunnen inktvissen enorm groot worden, tot wel meer dan twaalf meter lengte. Van deze dieren zie je meestal hooguit een glimp. Dat geldt voor bureaucratie ook: het is kolossaal en je ziet het zelden helemaal. De tweede overeenkomst is dat inktvissen een camouflagetechniek hanteren: ze verspreiden inkt om hun tegenstander te misleiden; dat doen bureaucraten ook. Ten derde, inktvissen kunnen tentakels verliezen die dan weer aangroeien. Er zijn aanwijzingen dat die tentakels breinachtige elementen bevatten; dat betekent dat zo’n tentakel dan een eigen leven kan leiden, los van het centrale brein. De overeenkomst is dan dat de inktvis, net als bureaucratie, geen centraal brein heeft maar gekenmerkt wordt door verspreide intelligentie. Kortom, de bureaucratie ontglipt je telkens zodra je er grip op probeert te krijgen.
Beschouwt u Frederick Taylor, de goeroe van het scientific management, als de koning van het bureaucratisch organiseren?
Taylor is de belangrijkste grondlegger van het ontmenselijken van de menselijke maat in arbeidsprocessen. Zijn basisideeën zijn later alleen maar verder verfijnd om mens en arbeid te beheersen en te controleren. Bureaucratie is verworden tot een doel waarvoor elke menselijke maat moet wijken. Taylor wilde conflicten vermijden of elimineren. Daartoe leek het hem goed als managers het denkwerk deden en arbeiders dat vervolgens uitvoerden.
Terwijl je in een organisatie ook tegenmacht nodig hebt, schrijft u.
Zeker. Bijvoorbeeld in de vorm van een raad van toezicht of een raad van commissarissen. We hebben bij mijn geliefde voetbalclub FC Twente kunnen zien wat er gebeurt als die tegenmacht ontbreekt. Als de voorzitter tegelijk ook toezichthouder is. Accountants? Tja, die zouden een intellectueel tegenwicht moeten vormen voor de bedrijven die zij controleren, maar de praktijk laat zien dat daar een grote disbalans is ontstaan.
U constateert dat veel managers zich graag omschrijven als ‘creatieve, ondernemende mensenmensen’. Maar juist zij zijn bureaucraten…
Ja. En als ze dat doorzien, schamen ze zich en gaan ze naar leiderschapscursussen in de hoop op dat beetje charisma dat hen uit het moeras van de bureaucratische vertwijfeling kan wegtrekken. Tja. We leven in een tijd dat zelfsturing enorm populair is, en managers gretig roepen dat ze gedwarsboomd worden door procedureel denken, papierwerk en inflexibiliteit. Overigens zie je ook in zelfsturende organisaties de bureaucratie na verloop van tijd net zo goed de kop weer opsteekt. Bestuurders en managers roepen om het hardst dat ze minder regels willen; maar als je het aantal regels terugdringt, betekent dat niet automatisch dat je ook de bureaucratie terugdringt. Van Margaret Thatcher is bekend dat ze tijdens haar bewind voor minder regels zorgde, maar dat de bureaucratie in Engeland ondertussen wél toenam. Bureaucratie gaat je aankleven als pek, je kunt er nauwelijks aan ontkomen. Daarom kunnen managers er niet goed mee uit de voeten. Bedrijfskunde is een ontwerpwetenschap, maar bureaucratie kún je niet ontwerpen, daar is het te stroperig voor.
U omschrijft inktschijters als neurotisch, angstig en formeel.
Inktschijters zijn van de middelmaat, en moeten in alles maat houden. Het zijn weinig ruimdenkende mensen die druk zijn met hun bureaucratische beslommeringen. Ook de huidige tendens om alles maar te meten en te testen, komt voort uit de hang naar bureaucratie. Vraag maar aan mensen die in de zorg werken, die worden gek van alle audits en checklists, waar ze zich niet aan kunnen onttrekken. In hoeverre is die zucht naar bureaucratie verwijtbaar? Vergeet niet dat onze hersenen een drang tot ordenen hebben. We houden van rijtjes, dat is neurofysiologisch zo bepaald. Door te ordenen houd je de chaos op afstand. Maar wat leveren al die audits nou helemaal op? Niets anders dan een opinie, een bepaalde invalshoek. Zoals de Britse accounting-hoogleraar Michael Power zei, testen is niets meer dan een soort volksambacht.
U beschrijft hilarisch hoe u zelf als zzp’er omkomt in de bureaucratie. Is het zo erg met ‘de schrijfkamer die op u afkomt’?
Maar het is toch ook verschrikkelijk? Als ik een rekening indien, moet daar telkens een kopie van mijn identiteitsbewijs bij en, tot voor kort, een VAR-verklaring. Waarom? Dat kan niemand mij uitleggen. Het moet omdat het moet. De andere kant van de medaille is dat bureaucratie ons ook veel werk uit handen kan nemen. In die zin is het een pharmakon, gif en medicijn tegelijk.