Voor Damen begint kwaliteit in leiderschap met de precisering van de functie als zodanig. Leiderschap is geen bundeling van persoonlijke leiderschapskwaliteiten. Voor hem eerst de vraag: waartoe dient leiderschap eigenlijk? Wat is, in Damens terminologie, de leiderschapsopgave? In (bedrijfs)organisaties is deze opgave praktisch afhankelijk van de alomvattende vraag: waartoe zijn wij op aarde? We beantwoorden die vraag aan de hand van een missie, visie en strategieën, schermen met waarden en competenties, stellen ons opdrachten en doelen, buigen interne en externe communicatie er naartoe. Leiderschap heeft de opgave om substantiële bijdragen te leveren aan het realiseren van deze aangelegenheden. Leiderschap is zodoende ook niet afhankelijk van één specifiek persoon maar wordt als het ware een opgave voor ieder in de organisatie. Leiderschap geven we met elkaar vorm en inhoud, ook al zit iemand dan op een specifieke leidinggevende plek. Idealiter zal hij (of zij) opzij stappen voor een ander om voor een specifieke aangelegenheid de leiding op zich te nemen, omdat hij (of zij) juist voor díe zaak zo geknipt is. De hiërarchie die we nu in organisaties kennen, zal dan ook een stuk 'platter' moeten worden. Voor Damen is het geen kwestie van vrijblijvende mogelijkheden, maar van een absolute noodzaak om organisaties qua structuur en leiderschapsopgave om te buigen. Ons samenleven verandert met een enorme vaart. Willen (bedrijfs)organisaties niet ten ondergaan, dan zullen ze moeten veranderen en uitkomen bij Damens ideaal. Dat zou een absolute voorwaarde zijn voor het optimaal gebruikmaken van het potentieel in een organisatie: leiding nemen wanneer jouw specifieke kwaliteiten en kennis vereist zijn, vergroten van betrokkenheid, weten wanneeer tegen te spreken, weten wanneer te volgen. Damen onderbouwt zijn overtuiging niet alleen met een schets van de huidige financieel-economische en sociale veranderingen. Hiertoe behoort zijns inziens onder meer de opkomst van het zogeheten 'nieuwe werken'. Damen put ook uit de evolutionaire (sociaal)psychologie om aannemelijk te maken, dat we met het beoogde flexibele leiderschap in een platte organisatie ook een meer 'natuurlijke' manier van werken verkrijgen. Het 'nieuwe werken' zou daarop eigenlijk al anticiperen. Damen wordt niet moe te benadrukken dat het een en ander inspirerend zal uitpakken, bevlogenheid voedt, broodnodige zingeving faciliteert, gemeenschapszin bevordert. Onze ontwikkeling als homo sapiens (mens) kende zijns inziens vooral die manier van leven: zo gunstig mogelijk gebruikmaken van de kwaliteiten van individuen in de groep door wisselend leiderschap in wisselende omgevingen met wisselende uitdagingen en problemen. In Damens terminologie: 'adaptief'. Optimaal meedraaien wanneer je nodig bent vanwege je kwaliteiten, leiding durven nemen, een autonome kracht zijn, toch ook (onderdanig) weten te volgen wanneer de omstandigheden dit vereisen, maar wel altijd klaarstaan, alert blijven. Met enige regelmaat meende ik aan de hand van Damen een droomwereld in te stappen. Damen is ongetwijfeld van déze wereld en realiseert zich dat het een en ander niet zonder meer te verwezenlijken is, hoe noodzakelijk dit ook mag zijn. Toch schuilt er op meerdere plekken in zijn betoog een addertje onder het gras. Zo kent het werken aan het beoogde leiderschap en de bedoelde organisatie een 'absolute randvoorwaarde', namelijk gevoelens van 'veiligheid en vertrouwen' dienen te zijn gewaarborgd. Tja, ga er maar aanstaan: collega's moeten vrijelijk met elkaar van gedachten kunnen wisselen en van elkaar op aankunnen. Als er één aangelegenheid is, die vrijwel nergens geaccepteerd wordt, is het 'tegenspraak' (wat iets anders is dan 'inspraak', dat alom plaatsvindt). Wie spreekt zich 'vrijelijk' uit? Ik pieker er niet aan. Waar ligt in het betoog van Damen zelf eigenlijk de ruimte voor het vrijelijk met elkaar van gedachten wisselen? Waar twijfelt Damen aan? Waar is de uitnodiging om te twijfelen aan wat hij zelf zegt? De uitnodiging tot tegenspraak? Het wijzen op tegenargumenten inzake zijn betoog bijvoorbeeld? Klopt de tekening van de ontwikkelingen van Damen eigenlijk wel? Wie is het niet met hem eens? Is het nieuwe werken echt zo een prachtige ontwikkeling? Is dat niet juist voor menigeen een vernederende uitloop van het neoliberale marktmechanisme? Ik krijg beelden van arbeiders die wachten bij de poort van de fabriek of ze die dag misschien nodig zijn. Zzp'ers: zelfstandigen zonder perspectief. In de huidige opvattingen mogen leiders geen twijfel tonen, we eisen daadkracht. Zo oogt Damen zelf ook. In de verlangde ontwikkelingen dient een leider te weten, wanneer en waarin hij tekortschiet. Zo lijkt Damen zich zelf toch niet neer te zetten. Anderzijds en zoals gezegd, je hoeft geen vrouw te zijn om een mooi kind op de wereld te zetten.
Over Aart G. Broek
Aart G. Broek specialiseerde zich in communicatiewetenschappen, sociologie en, meer recentelijk, criminologie (geweldsproblematiek); werkzaam als adviseur/projectmanager organisatie- en bestuurskunde. agbroek@planet.nl