Het lijkt een merkwaardige stap, van het managementadvies naar het bieden van troost, maar dat is het niet. Voor Jeroen Busscher, die eerder Pimp je afdeling! schreef, komt het één voort uit het ander. ‘In het management proberen wij organisaties beter te maken, maar uiteindelijk is ons doel toch altijd gelukkig te worden, een zinvol bestaan te leiden’, zegt hij. ‘Om dat voor mijzelf concreet te maken, heb ik onderzocht hoe het komt dat wij lijden. Boeken over gelukkig worden zijn er genoeg, maar er zijn nauwelijks boeken over de vraag waarom wij geen geluk ervaren. Wanneer zijn wij gestrest? Wanneer raken wij gefrustreerd? Ik was benieuwd wat ik daarover zou kunnen zeggen. Met vrienden filosofeer je wel eens over dit soort onderwerpen, maar in dit boek wilde ik de vraag hoe je minder pijn kunt lijden voor mijzelf concreet maken. En door het aan werk te koppelen, heb ik iets meer afstand gecreëerd.’ Troost voor werkende mensen is dus een zelfhulpboek dat Busscher vooral voor zichzelf schreef. ‘Dit is een boek wat ik zelf zou willen lezen. In mijn vorige boeken wilde ik mensen iets wijsmaken. Deze keer wilde ik zelf iets leren. Het is breder dan een managementboek: het is voor werkende mensen. En dat zijn wij allemaal.’
In het boek behandelt Busscher zes vormen van lijden: eenzaamheid, stress, frustratie, zinloosheid, machteloosheid en onzekerheid. ‘Dat is typisch zo’n rijtje dat langer en korter kan. Ik beschouw ze als zes dynamieken. Ik heb getwijfeld of ik angst er ook aan zou toevoegen, maar dat is te veel een emotie die overal in terugkomt. De keuze is arbitrair. Deze zes verschillen genoeg om mijn verhaal te vertellen. Een generiek idee als zingeving zit erbij, maar ook de kleinere irritaties. Samen vormen ze een mooi werkzaam palet.’
Busscher onderzoekt en analyseert het lijden, en wil tot slot troost bieden. Dat gaat eigenlijk tegen de natuur van de organisatieadviseur in. ‘Troosten is iemand anders helpen, schrijf ik in het inleidend hoofdstuk. Het gaat om erkennen en herkennen, om wat meer licht op de zaak werpen, niet zozeer om oplossingen bieden. Iemand redden doe je voor jezelf, troost bieden doe je voor de ander. Dat heb ik geleerd van mijn vrouw, toen ik eens een telefoongesprek voerde met een vriend die in problemen zat. Ik begon hem meteen allerlei adviezen te geven. Dat biedt helemaal geen troost, zei mijn vrouw toen, om de telefoon te pakken en voor te doen hoe het wel moest. Als consultant ben ik gewend om mensen te adviseren iets te doen, dus heb ik mij enorm moeten inhouden. Dat is mij niet altijd gelukt, maar het aantal goedbedoelde adviezen in het boek is klein.’
Op deze manier een luisterend oor bieden is een feminiene kwaliteit, erkent Busscher. Maar hij doet het met een mannelijke energie. ‘Ik begrijp het feminiene, maar ik ben geen romanticus. Het boek is nuchter, soms ironisch.’ Ergens in het inleidend hoofdstuk noemt hij zichzelf ook ‘kind van het postmodernisme’. ‘Dat is mijn generatie. Mijn puberteit begon met punk en new wave: niets was heilig. Die mentaliteit is gebleven: ik ben geen aanhanger van grote zienswijzen. Als ik iets heb overgenomen van een religie, is het van het Boeddhisme, dat ons leert alles los te laten. Dit boek gaat niet over idealen. Ik geloof dat veel dingen naast elkaar kunnen bestaan. Als organisatieadviseur zeg ik ook vaak dat er niet één bedrijfscultuur bestaat. Maar die relativerende houding wil niet zeggen dat ik overal kritisch en ironisch tegenaan kijk. Dat is een verdedigingsmechanisme waar ik niet van houd. Ik neem het leven serieus. Ik begrijp de neiging zaken te relativeren, maar het vergt moed om ergens van te houden. Daarom verdedig ik ook altijd het recht van mensen om een blije eikel te zijn.’
Hoewel het zijn opzet was vooral troost te bieden, heeft Busscher ook een analyse gemaakt waarom de werkende mens lijdt. Het heeft volgens hem te maken met het verschil tussen - wat hij noemt - de denkbare en de doebare wereld. ‘Wij hebben een geweldig instrument in ons hoofd, dat in staat is schitterende dingen te bedenken. Ons ongeluk komt voort uit het besef dat de dingen die je hebt bedacht, niet altijd werkelijkheid kunnen worden. Fantaseren is fijn, maar wanneer je denkt dat je fantasieën ook altijd maakbaar zijn, ontstaat frustratie. Als je niet kunt accepteren dat de werkelijkheid er anders uitziet dan je zou wensen, veroordeel je jezelf tot schraalheid of teleurstelling. Het is dus de kunst te leren genieten van de doebare wereld en de denkbare wereld te gebruiken als inspiratie.’
(Foto: Bert Janssen)
Over Hans van der Klis
Hans van der Klis is freelance journalist. Hij schrijft regelmatig artikelen voor Managementboek.