Nu de politiek verworden is tot totaaltheater, de vrijheid van spreken een slap excuus is geworden voor te pas en te onpas dingen roepen zonder na te denken over de mogelijk kwetsende gevolgen ervan en social media in veel gevallen de functie hebben overgenomen van de muren in herentoiletten van min of meer foute kroegen, worden we iedere dag wel geconfronteerd met iemand die bij hoog en bij laag beweert dat hij of zij het zo niet bedoeld heeft.
Een paar voorbeelden? I didn’t have sex with that woman (Bill Clinton over Monica Lewinsky); Het was evident een grap (Thierry Baudet na antisemitische opmerkingen tijdens een partij-etentje); Ik kan me nauwelijks indenken dat ik die tekst heb losgelaten (Mart Smeets over de verhalen over zijn gedrag bij de introductie van Aïcha Marghadi op de redactie van Studio Sport). De voorbeelden liggen voor het oprapen en dat oprapen hebben Ronny Boogaart, Henrike Jansen en Maarten van Leeuwen dan ook met zichtbaar plezier gedaan.
Hermagoras van Temnos
Ze hebben niet alleen voorbeelden verzameld, maar er ook systeem in aangebracht. Dat wil zeggen: ze hebben het systeem van de Griekse filosoof Hermagoras van Temnos uit 150 voor Christus afgestoft en gebruikt. Een eenvoudig en helder systeem. Stel, zegt Hermagoras, je wordt ergens van beschuldigd. Dan kun je vier dingen doen: je kunt zeggen dat je het niet gedaan of gezegd hebt, je kunt zeggen dat je iets anders gedaan of bedoeld hebt, je kunt je beroepen op verzachtende omstandigheden en je kunt de aanval openen, bijvoorbeeld op de procedure of de aanklager.
Het mooie is dat na lezing van het boek zowel duidelijk is welk soort verdediging Clinton, Baudet en Smeets in de hierboven vermelde voorbeelden voerden (quizvraag, antwoord zie verderop), als welke kritische vragen je kunt stellen aan een dergelijke verdediging en in welke gevallen zij wel of niet gebruikt kan worden. En daarmee is Maar zo bedoelde ik het niet! - Hoe we recht praten wat krom is zowel handig voor verdedigers als voor aanvallers.
vijfde verdedigingslinie
De auteurs voegen een (welkome en helaas onderschatte) vijfde verdedigingslinie toe aan de klassieke theorie: gewoon je excuus aanbieden. ‘Als je zelf iets fouts hebt gezegd en je moet je verdedigen, dan kun je al die kritische vragen natuurlijk ook aan jezelf stellen. Wanneer je die niet bevredigend kunt beantwoorden, dan is de beste oplossing waarschijnlijk: welgemeend en onomwonden sorry zeggen.’ Het zijn de laatste zinnen van het boek.
Mijn moeder raadde me vroeger altijd min of meer dwingend aan tot tien te tellen voor ik iets zei. Wat een geluk dat heel veel mensen niet tot tien kunnen tellen. Anders zou dit kostelijke boekje nooit verschenen zijn.
(O ja, en dan nog het antwoord op de quizvraag. Clinton en Baudet gebruiken de tweede verdedigingslinie. Ze hebben het wel gedaan of gezegd, maar in hun optiek was het iets anders: orale seks is geen seks, antisemitische opmerkingen zijn lollige grapjes. Smeets ontkende dat hij de uitspraak gedaan had: hij is immers altijd hoffelijk tegen vrouwen, vindt hij. De eerste verdedigingslinie dus.)
Over Bert Thiel
Bert Thiel (1961) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden. Hij gaf ruim dertig jaar les in het voortgezet onderwijs. Nu leest, dicht en schrijft hij.