Informatie is één, maar de betekenis die mensen aan informatie verlenen wordt door geheel andere factoren bepaald dan die informatie zelf, door factoren die geheel buiten de informatietechnologie liggen. De auteurs beschrijven dat en waarom het de sociale context is die bepalend is voor de betekenisverlening van wat mensen via de computer kunnen lezen. De auteurs stellen dat de toepassing van de informatietechnologie in bedrijven en instellingen tot nu toe is uit gegaan van een geïdealiseerd beeld van individuen en informatie. Dat kwam heel pregnant naar voren bij de business process re-engineering beweging enkele jaren terug. Deze beweging claimde een uitbannen van inconsistenties in de organisatie, eenduidigheid en daarmee het opheffen van inertia en gebrek aan ambitie. Behalve bij goed gedefinieerde deelprocessen is re-engineering een teleurstelling geworden. De oorzaak daarvan is dat procesdefinities weliswaar noodzakelijk zijn voor de samenhang van de organisatie als geheel, het is de alledaagse praktijk van de medewerkers zelf die processen tot leven brengt. Daarbij kijken mensen om zich heen wie hen kan uitleggen wat de procesbeschrijvingen nu eigenlijk betekenen, voor hun eigen werk. Daarbij wordt ook wel gekeken naar de formele procesbeschrijvingen en de chef, veel belangrijker is de peer-group, de directe collega's en de onderlinge discussie waarin de processen betekenis wordt verleend en geïnterpreteerd. Die laatste kennis bepaalt uiteindelijk wat mensen doen. Kennis waarop individuen acteren is voor de meesten wat in het dagelijkse werk tussen collega's als relevante kennis wordt benoemd, minder dan wat er op Internet staat. Als een individu iets van internet haalt, dan wordt het pas kennis als zijn collega's daarin kunnen delen en het zich eigen kunnen maken. Dit inzicht betekent ook een sterk relativerend inzicht voor bijvoorbeeld een-op-een-marketing. De gepersonificeerde krant heeft niet dezelfde werking als de traditionele krant. De gepersonificeerde krant creëert niet dezelfde binding als de traditionele krant omdat niet meer iets gemeenschappelijks is waarover het gesprek kan gaan en dus missen we een belangrijk bindingselement. Gemeenschappelijke verhalen, dezelfde krant, het document waarvan we zeker weten dat het fysiek dezelfde informatie bevat voor mij als voor mijn buurman, vormen een belangrijk element in sociale binding. Die binding op zijn beurt is weer nodig om betekenis te verlenen aan wat we aan informatie in zijn kale zin tot ons krijgen. Dit inzicht betekent dat informatietechnologie helemaal niet betekent dat de arbeidsorganisatie zoals we die nu kennen als gevolg van de informatietechnologie, netwerken en dergelijke opgedoekt kan worden. De sociale functie van arbeidsorganisaties is juist nodig om betekenis te verlenen aan wat prof. Schuurmans in het verleden zo fraai noemde 'het materiële substraat van het overigens semantische begrip informatie', de informatietechnologie transporteert enkel dat materiële substraat, de mens moet in sociale interactie daaraan betekenis verlenen. Ook een institutie als de universiteit zal niet zijn einde vinden als gevolg van de informatietechnologie. Immers de universitaire periode is voor studenten niet zozeer een periode van het tot zich nemen van teksten, maar veeleer van persoonlijke ontwikkeling in gezamenlijkheid met anderen. Ook voor studenten, zeker de nieuwe generatie, geldt dat leren sterker via de peer-group verloopt dan via de docent. Leren is een sociaal proces, dat geldt ook voor nieuwe technologieën. Met hun boek zetten de auteurs de informatietechnologie en het denken over de gevolgen daarvan weer terug waar het hoort, in het web van sociale verhoudingen. Zeker is het zo dat technologieën effecten hebben op sociale verhoudingen, mensbeelden en inzichten. Uiteindelijk bepaalt het sociaal beleid of en hoe snel een nieuwe technologie wordt geabsorbeerd in het economisch proces. Het boek vormt dan ook een uitstekende tegenhanger tegen Gates' 'The Road Ahead' en andere technologie evangelisten. Zeker nu bedrijven gedwongen worden over te stappen op nieuwe business modellen en hun organisatie moeten herdefiniëren in het licht van kennisexploitatie en leerprocessen, doen betrokkenen er goed aan dit boek te lezen en de inzichten via discussie met elkaar te delen. Dat zal helpen voorkomen dat de nieuwe generatie digitale technologie de mens als maat der dingen opzij schuift. Aanbevolen!
Over Hans Strikwerda
Prof. Dr. J. Strikwerda (1952) is senior management consultant (partner) bij Nolan, Norton & Co., hoogleraar Organisatieleer en Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam en director van het Nolan Norton Institute. Strikwerda is deskundige op het gebied strategische ontwikkelingen, nieuwe organisatievormen, het ontwerpen van organisaties en ondernemingsbestuur, met name de internal governance. In het bijzonder houdt hij zich bezig met de dynamiek in strategie, organisatievormen en het besturen van ondernemingen en instellingen als gevolg van technologische en institutionele ontwikkelingen in de samenleving.