Draait het bedrijf goed, dan is dat de verdienste van het solide beleid van de vorige generatie. Draait het bedrijf slecht, dan beziet de buitenwereld dat als een teken dat de slappe jeugd het levenswerk van de (groot)ouders om zeep helpt. Wellicht klinkt dit als een marginaal probleem, maar Flören en Van Zwol tonen door hun uitgebreide onderzoek aan - zo’n 250 directeuren/grootaandeelhouders van familiebedrijven kregen een vragenlijst toegestuurd, en bijna allen werkten mee - dat deze kwestie in de doelgroep wel degelijk speelt. Een andere opvallende uitkomst uit hun onderzoek is dat maar liefst een derde van de opvolgers twijfels heeft over de eigen talenten en competenties als het gaat om de overname van het bedrijf.
Wat kortom uit het boek naar voren komt, is dat familieleden meer druk van buitenaf ervaren op de werkvloer. Dat dit overigens geen beletsel hoeft te zijn voor goede prestaties tonen de twee auteurs ook aan, in het tweede deel van het boek. Daarin staan een aantal interviews die de schrijvers afnamen met ‘werknemers’ uit familiebedrijven, zowel junior als senior. Uit die interviews blijkt dat het merendeel van de zonen of dochters die hun plekje in de onderneming moeten gaan invullen die druk zeker voelt, maar niet als onprettig ervaart. Een aantal zegt zelfs uitstekend te gedijen met de druk van de voorbije en toekomstige generaties op hun schouders.
Een eenduidig antwoord op de vraag die in de titel besloten ligt, is dan ook niet te geven. Maar duidelijk is wel dat de volgende generatie hun intrede in het familiebedrijf niet als een gespreid bedje ervaren maar ook niet als spijkerbed. Deze vrijblijvendheid kan misschien voor sommige lezers een punt van kritiek zijn: echt harde ‘do’s & dont’s’ geeft het boek niet, daarvoor zijn de problemen waar opvolgers binnen het bedrijf of de familie mee te maken krijgen ook te divers.
Flören en Van Zwol pretenderen dan ook nergens de wijsheid in pacht te hebben: door vele stemmen uit de praktijk te laten horen, krijgt de lezer een goed beeld waar werknemers in familiebedrijven mee te maken kunnen krijgen. Met de nadruk op ‘kunnen’! Voor wie op het punt staat te beslissen of hij/zij nu wel of niet de zaak van pa moet overnemen, zal dit boek geen doorslaggevende rol spelen. Maar wie eenmaal besloten heeft de familietraditie voort te zetten, krijgt met dit boek in de hand een aardig kijkje in andere familiekeukens. En daar steek je altijd wel iets van op.